In de IRT periode verkregen verdiensten niet van misdrijf afkomstig

Gerechtshof Amsterdam 8 oktober 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3574

Een 56-jarige man is in hoger beroep vrijgesproken van het witwassen van een vermogen dat hij in de jaren 1991-1993 met de handel in softdrugs heeft verkregen. Het gerechtshof Amsterdam heeft dit vandaag beslist. De rechtbank Amsterdam veroordeelde de verdachte eerder voor witwassen tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte stelde hoger beroep in tegen deze uitspraak. In hoger beroep heeft het OM het hof gevraagd de verdachte dezelfde straf op te leggen als de rechtbank heeft gedaan.

Inzet van informant(en)

In de jaren 1991 tot en met 1993 is met wetenschap en toestemming van politie en het OM een grote hoeveelheid softdrugs gecontroleerd in- en doorgevoerd en afgeleverd. Dit met het doel om (de top van) een criminele organisatie, die zich bezig hield met de invoer en verspreiding van verdovende middelen, te kunnen vervolgen. De politie heeft in die jaren, algemeen bekend als de IRT-periode, tenminste één criminele informant en tussenpersonen geselecteerd en ingezet. De verdachte is door de informant benaderd om voor hem als chauffeur/tussenpersoon softdrugs te vervoeren. De informant heeft zijn deel van de winst behouden en heeft daarvan de verdachte voor zijn diensten betaald. De verdachte heeft met deze verdiensten in 1995 een woning in eigendom verkregen door middel van de aankoop van aandelen.

Gedoogd door overheid

Het hof concludeert dat in de IRT-periode sprake was van een situatie waarin personen met een criminele achtergrond in het kader van een bijzondere opsporingsmethode zijn ingezet ten dienste van de overheid. De overheid was ervan op de hoogte dat uit die methode grote winsten voortkwamen. Door desondanks de afwikkeling daarvan op officieel niveau onbesproken en onbeslist te laten, heeft de overheid feitelijk de praktijk gedoogd dat deze winsten door de informant(en) en tussenpersonen werden behouden. Bij die stand van zaken kan naar het oordeel van het hof niet worden gesteld dat die verdiensten - immers het financiële gevolg van door de overheid gestuurde handelingen - uit crimineel handelen van verdachte afkomstig waren.

Geld niet uit misdrijf afkomstig

Het hof acht onder de geschetste omstandigheden niet doorslaggevend:

  • welke rol de verdachte in de organisatie heeft vervuld;

  • in hoeverre hij wist dat hij daarbij feitelijk door de overheid werd gestuurd;

  • dan wel of hem al dan niet de concrete toezegging is gedaan dat hij zijn deel van de winst mocht behouden.

In het licht van wat het hof uit de getuigenverklaringen heeft afgeleid, zijn de verkregen geldbedragen niet uit misdrijf afkomstig. Het witwassen van de aandelen en/of de woning kan daarom niet worden bewezen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^