Het slachtoffer van verduistering heeft niet de bescherming van art. 3:86 lid 3 BW

Rechtbank Haarlem 4 oktober 2012, LJN BY2126 (gepubliceerd op 2 november 2012) Op 10 februari 2012 is op de griffie van de rechtbank Haarlem een klaagschrift ex art. 552a Sv ingekomen dat strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van een personenauto, merk Mercedes-Benz.

Vast is komen te staan, dat bedoelde personenauto op 17 augustus 2011 op rechtmatige wijze onder klager in beslag is genomen en dat het beslag nog voortduurt.

Namens klager is onder meer aangevoerd dat een geslaagd beroep op derdenbescherming ex art. 3:86 BW gedaan kan worden, aangezien

  • er sprake is van onbevoegdheid van de vervreemder en van een geldige koopovereenkomst en levering;
  • er sprake is van overdracht van een roerende zaak;
  • de overdracht is geschied anders dan om niet;
  • klager heeft om een identiteitsbewijzen gevraagd, en bij het RBW nagevraagd of de auto als gestolen gesignaleerd stond;

derhalve heeft klager de op hem rustende onderzoeksplicht correct uitgeoefend en mitsdien kan hij als verkrijger te goeder trouw als bedoeld in artikel 3:86 BW worden beschouwd.

Beoordeling rechtbank

Art. 3:86, derde lid, BW schrijft voor dat de eigenaar van een roerende zaak die het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, deze gedurende drie jaren, te rekenen van de dag van de diefstal af, als zijn/haar eigendom kan opeisen.

In het onderhavige geval is belanghebbende het bezit van de personenauto door verduistering verloren, en het slachtoffer van verduistering heeft niet de bescherming van art. 3:86, derde lid, BW. De personenauto dient terug te worden gegeven aan klager.

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond, heft op het daarop gelegde beslag en gelast de teruggave aan klager van de personenauto.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^