Handel in vervalste merkgoederen op bedrijfsmatige basis

Rechtbank Zwolle 11 februari 2013, LJN BZ2358 De verdenking in deze ziet op o.a. het handelen in merkvervalste goederen.

Ontvankelijkheid OM: Richtlijn voor strafvordering intellectuele eigendomsfraude

De raadsman heeft bepleit dat het OM ter zake het onder 1 ten laste gelegde niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu het OM de Richtlijn voor strafvordering intellectuele eigendomsfraude niet heeft gevolgd aangezien zijn cliënt het onder 1 ten laste gelegde niet heeft gepleegd als beroep noch het ten laste gelegde als bedrijf uitoefende. Het OM had zijn cliënt derhalve niet strafrechtelijk mogen vervolgen.

De rechtbank overweegt dat op 23 december 2011 door de politie een onderzoek is ingesteld naar een boxenverhuurbedrijf alwaar opslagboxen werden verhuurd. Verbalisanten troffen daar verdachte aan in een box. Uit het proces-verbaal van bevindingen valt op te maken dat verdachte een box had ingericht als winkel en dat de box onder andere grote hoeveelheden kledingstukken, geurtjes, tassen en schoenen bevatte. Ook andere boxen bevatten grote hoeveelheden kleding. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat een gedeelte van de goederen was geruild maar dat een gedeelte ook namaak was.

Voorts overweegt de rechtbank dat in dat proces-verbaal van bevindingen valt te lezen dat op het moment van binnenkomst van verbalisanten een klant in de “winkel” aanwezig was om kleding te kopen.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van die bevindingen het openbaar ministerie mocht vermoeden dat verdachte beroepsmatig en/of bedrijfsmatig handelde in namaakgoederen. De rechtbank is van oordeel dan het openbaar ministerie verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde dan ook strafrechtelijk had mogen vervolgen en derhalve ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.

De rechtbank verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft gedurende een lange periode gehandeld in merkvervalste goederen, waaronder kleding, parfums, tassen en schoenen.

Daarnaast heeft verdachte verboden wapens en professioneel vuurwerk in zijn bezit gehad waartoe hij niet gerechtigd was.

Het bewezene levert het volgende op:

1 a. Opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken verkopen, te koop aanbieden, afleveren, in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, artikel 337, eerste lid, onder a Sr.

1 b. Opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, verkopen, te koop aanbieden, afleveren, in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, artikel 337, eerste lid, onder b Sr.

1 d. Opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, verkopen, te koop aanbieden, afleveren, in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, artikel 337, eerste lid, onder d Sr.

1 e. Opzettelijk waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, verkopen, te koop aanbieden, afleveren, in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, artikel 337, eerste lid, onder e Sr.

3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie, artikel 26 Wet wapens en munitie.

4. Overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 9.2.2.1 Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan, artikel 1.2.2, derde lid Vuurwerkbesluit in samenhang met artikel 9.2.2.1 Wet Milieubeheer.

Strafoplegging

De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^