Geen vervolging op verzoek van verdachte: hof wijst beklag af wegens gebrek aan belang
/Gerechtshof Amsterdam 13 mei 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1424
Het Gerechtshof Amsterdam wijst het beklag van een man af die zijn eigen strafvervolging voor lokaalvredebreuk wil afdwingen. Hij stelt daarbij belang te hebben bij een rechterlijk oordeel om negatieve gevolgen van het sepot te vermijden. Het hof oordeelt dat hij geen rechtstreeks belang heeft en dus niet-ontvankelijk is. De sepotbeslissing blijft in stand. Alternatieve rechtsmiddelen dienen eerst te worden benut.
Context van de zaak
Het Gerechtshof Amsterdam buigt zich over een beklag ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering, ingediend door een natuurlijk persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam. Klager richt zijn beklag tegen het openbaar ministerie wegens het uitblijven van zijn eigen strafvervolging. Hij wenst dat het openbaar ministerie hem alsnog vervolgt voor drie gevallen van lokaalvredebreuk gepleegd op 12 mei 2021, 17 mei 2021 en 18 maart 2024 in een voor de openbare dienst bestemd lokaal. De officier van justitie heeft in al deze gevallen besloten niet tot vervolging over te gaan, met gebruikmaking van sepotcode 52, hetgeen impliceert dat het feit of de gevolgen daarvan aanleiding hebben gegeven tot sepot.
Klager voert aan dat hij met een strafproces zijn onschuld wenst te laten vaststellen door een rechter en dat de sepotbeslissingen hem blijven achtervolgen in onder andere zijn justitiële documentatie, zijn beoordeling als 'veelpleger' en bij het verkrijgen van een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG).
Klager wordt verweten dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan lokaalvredebreuk, bestaande uit het zonder recht binnendringen en aanwezig blijven in een lokaal bestemd voor de openbare dienst, op drie afzonderlijke data. Van een formele tenlastelegging is echter geen sprake geweest omdat het openbaar ministerie heeft besloten om niet tot vervolging over te gaan.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal adviseert het hof om het beklag af te wijzen. Volgens het openbaar ministerie ontbreekt een rechtstreeks belang van klager bij de door hem gewenste vervolging. Het openbaar ministerie stelt dat de sepotbeslissingen rechtmatig zijn genomen en dat het verzoek van klager geen doel dient dat past binnen het wettelijk systeem van strafvervolging. Daarbij wordt opgemerkt dat een strafproces is bedoeld om schuld vast te stellen, niet om iemand van verdenking te zuiveren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt dat klager wél een rechtstreeks belang heeft bij zijn eigen vervolging. Volgens zijn raadsman heeft het uitblijven van een rechterlijke beoordeling concrete en nadelige gevolgen voor klager, onder meer voor het verkrijgen van een VOG en vanwege de verwerking van de sepotbeslissingen in zijn justitiële documentatie. Klager wil via een rechterlijke uitspraak bewerkstelligen dat het handelen niet strafbaar wordt geacht, hetgeen deze negatieve gevolgen zou kunnen wegnemen.
De verdediging beroept zich op het feit dat er geen andere effectieve rechtsmiddelen voorhanden zijn om dit doel te bereiken. De mogelijkheid om de sepotcode aan te vechten bij het openbaar ministerie of om te klagen bij de Nationale Ombudsman wordt als onvoldoende doeltreffend beschouwd.
Het oordeel van het gerechtshof
Het hof stelt voorop dat de beklagprocedure ex artikel 12 Sv in beginsel is bedoeld om derden in staat te stellen een strafvervolging af te dwingen indien het openbaar ministerie hiertoe ten onrechte niet overgaat. Deze procedure is echter niet bedoeld voor de verdachte zelf die zijn eigen vervolging wil uitlokken om zo tot een rechterlijke vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging te komen.
Hoewel de wet dit niet uitdrukkelijk verbiedt, geldt volgens vaste jurisprudentie dat een verdachte slechts in uitzonderlijke omstandigheden ontvankelijk is in een klacht tot zijn eigen vervolging. Er moet dan sprake zijn van een voldoende concreet en zwaarwegend belang. Dit belang mag niet uitsluitend subjectief zijn, maar moet objectief bepaalbaar zijn en van voldoende gewicht om de uitzondering te rechtvaardigen.
In deze zaak acht het hof het door klager gestelde belang – bestaande uit de mogelijke negatieve gevolgen van het beleidssepot voor zijn VOG-aanvraag en de beoordeling als veelpleger – niet voldoende concreet of zwaarwegend. Het hof stelt dat alternatieve rechtsmiddelen bestaan, zoals een verzoek tot wijziging van de sepotcode of een klacht bij de Nationale Ombudsman. Deze middelen dienen eerst te worden benut alvorens een beroep op de beklagregeling kan worden gedaan.
Bovendien is het hof van oordeel dat, zelfs indien zou worden overgegaan tot vervolging, het onduidelijk is of een vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging haalbaar is, hetgeen het procesrisico voor klager aanzienlijk maakt. De advocaat-generaal heeft betoogd dat er voldoende bewijs voorhanden is om de verdenking te onderbouwen. Gelet daarop zou vervolging mogelijk juist niet in het belang van klager zijn, hetgeen haaks staat op de ratio van de beklagprocedure.
Lees hier de volledige uitspraak.