Feitelijk leidinggeven in het economisch bestuursrecht: een blik terug over de schutting

De mogelijkheid feitelijk leidinggevers strafrechtelijk een sanctie op te leggen bestaat sinds 1976 en vindt zijn basis in art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr). De ondergrens om aan feitelijk leidinggevers een sanctie op te leggen volgt uit de Slavenburg-uitspraken en is in 2016 nog door de Hoge Raad verduidelijkt in zijn overzichtsarrest. In het economisch bestuursrecht is de mogelijkheid feitelijk leidinggevers te beboeten pas 31 jaar (oktober 2007) later in het mededingingsrecht geïntroduceerd. De rest van het economisch bestuursrecht volgde op 1 juli 2009 met de invoering van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wetgever heeft in art. 5:1 Awb bepaald dat art. 51 Sr van overeenkomstige toepassing is en overwoog hierbij in de toelichting dat bij het beboeten van feitelijk leidinggeven zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij het strafrecht. Gelet op deze gewenste aansluiting rust op de economische toezichthouder de plicht om bij het bewijzen van het feitelijk leidinggeven aan een overtreding de elementen te betrekken die volgen uit het strafrechtelijk kader. Dit is echter niet altijd evident nu de procedure en de (bewijs)regels in het (bestraffende) bestuursrecht verschillen van het strafrecht.

Lees verder:


Print Friendly and PDF ^