Evaluatie Wet Bibob: wetsaanpassingen bieden potentie, maar toepassing blijft achter bij bestuursorganen
/In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) heeft Pro Facto, in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen (SBB RUG) en de Universiteit Utrecht (Montaigne Centre for Rule of Law and Administration of Justice), een uitgebreide evaluatie uitgevoerd naar de werking van de wetswijzigingen die in 2020 en 2022 in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) zijn doorgevoerd. De evaluatie richt zich zowel op de juridische systematiek als op de feitelijke toepassing van die wijzigingen door bestuursorganen, waaronder gemeenten, provincies, waterschappen en onderdelen van de Rijksoverheid. Aanleiding voor het onderzoek was een toezegging van de minister van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer.
De aanpassingen aan de Wet Bibob beoogden de overheid beter in staat te stellen om te voorkomen dat zij — via vergunningverlening, aanbestedingen of vastgoedtransacties — onbewust criminele activiteiten faciliteert. De onderzoekers concluderen dat de verruimde mogelijkheden weliswaar worden gewaardeerd, maar in de praktijk nog onvoldoende worden benut. Met name kleinere gemeenten en waterschappen hebben moeite om de wet effectief in te zetten, door een structureel gebrek aan capaciteit en specifieke Bibob-expertise.
Aanleiding en reikwijdte van de wetswijzigingen
De Wet Bibob is in 2020 en 2022 ingrijpend aangepast om de integriteit van het openbaar bestuur verder te versterken. Tot de belangrijkste wijzigingen behoren:
de verruiming van het toepassingsbereik naar alle overheidsopdrachten,
extra bevoegdheden om informatie rechtstreeks uit te wisselen tussen bestuursorganen,
een bredere inzetbaarheid bij vastgoedtransacties,
toepassingsmogelijkheden bij open house-procedures, en
de introductie van tipmogelijkheden, waarbij bestuursorganen elkaar kunnen waarschuwen voor potentiële integriteitsrisico’s.
De onderzoekers hebben niet alleen gekeken naar de juridische houdbaarheid van de wijzigingen, maar ook naar het daadwerkelijke gebruik ervan in de dagelijkse bestuurspraktijk.
Praktijk: beperkte inzet van verruimde Bibob-bevoegdheden
Een van de kernbevindingen van het onderzoek is dat veel bestuursorganen de verruimde mogelijkheden van de Wet Bibob nog slechts mondjesmaat inzetten. Dat geldt in het bijzonder voor:
1. Toepassing bij overheidsopdrachten
Hoewel de wet sinds 2020 expliciet is verruimd naar alle overheidsopdrachten, wordt deze mogelijkheid nog nauwelijks benut. Bestuursorganen passen Bibob vooral toe bij klassieke vergunningverlening, maar veel minder bij aanbestedingen, ondanks de constatering dat ook in aanbestedingstrajecten substantiële integriteitsrisico’s kunnen spelen.
2. Bibob bij vastgoedtransacties
De wet biedt ruime mogelijkheden om Bibob toe te passen wanneer een bestuursorgaan vastgoed verkoopt, verhuurt of anderszins overdraagt. Toch blijkt de inzet op dit terrein beperkt. Veel bestuursorganen geven aan dat zij dit instrument wél belangrijk vinden, maar niet altijd over de benodigde expertise beschikken om Bibob-procedures bij vastgoed zorgvuldig in te richten.
3. Informatiedeling en tipprocedures
Een belangrijke wijziging was de mogelijkheid voor bestuursorganen om eenvoudiger informatie uit te wisselen, inclusief het geven van tips. Uit de evaluatie volgt dat deze bevoegdheden nog slechts zeer terughoudend worden gebruikt. Vooral kleinere gemeenten, waterschappen en onderdelen van de Rijksoverheid blijken onzeker over de juridische kaders en vrezen procedurele fouten. Daardoor blijft de potentie van deze instrumenten onbenut.
Capaciteit en deskundigheid als structureel knelpunt
Een terugkerend thema in de evaluatie is dat veel bestuursorganen kampen met een gebrek aan capaciteit en deskundigheid. Kleine en middelgrote gemeenten, maar ook waterschappen en rijksdiensten, geven aan dat zij:
te weinig specialistische Bibob-medewerkers hebben,
onvoldoende kennis hebben van de recente wetswijzigingen,
moeite hebben met het beoordelen van complexe casuïstiek, en
onvoldoende middelen hebben om Bibob breder in te zetten dan alleen bij vergunningen.
Deze knelpunten waren ook bij eerdere evaluaties aanwezig en zijn sindsdien niet substantieel verbeterd. Het gevolg is dat de Bibob-wijzigingen weliswaar juridisch zijn ingevoerd, maar in de praktijk slechts beperkt effect sorteren.
Kansen voor beter gebruik van bestaande instrumenten
De onderzoekers zien — ondanks deze knelpunten — duidelijke mogelijkheden om de effectiviteit van de Wet Bibob te vergroten, zonder verdere uitbreiding van de wet.
1. Breder toepassen binnen bestaande domeinen
Er liggen kansen om Bibob vaker toe te passen bij:
vastgoedtransacties
subsidieverlening
open house-procedures
aanbestedingen
Deze domeinen kennen aanzienlijke integriteitsrisico’s, maar worden nog onderbenut.
2. Verbetering van informatie-uitwisseling
De evaluatie benadrukt dat bestuursorganen meer gebruik zouden kunnen maken van:
bestaande mogelijkheden om rechtstreeks informatie te delen,
verbeterde tipfuncties,
samenwerking tussen bestuursorganen binnen dezelfde regio.
Een effectiever gebruik van deze instrumenten kan leiden tot betere signalering en een completer risicobeeld.
3. Risico- en signaalgericht werken
Een belangrijke aanbeveling van de onderzoekers is dat bestuursorganen Bibob meer risicogestuurd inzetten. Daarbij wordt de beschikbare capaciteit gericht ingezet op dossiers waar de kans op oneigenlijk gebruik van overheidsgelden of -faciliteiten het grootst is. Volgens het evaluatierapport zou dit de doelmatigheid vergroten en de druk op medewerkers verminderen.
4. Mogelijke verbreding naar persoonsgebonden budgetten
Hoewel verdere uitbreiding van de wet niet voor de hand ligt, wijzen de onderzoekers erop dat het te overwegen valt om de Wet Bibob in de toekomst uit te breiden naar persoonsgebonden budgetten, gezien de integriteitsrisico’s die zich ook daar kunnen voordoen.
Afsluiting
De evaluatie laat zien dat de Bibob-wijzigingen uit 2020 en 2022 aanzienlijke potentie hebben om bestuursorganen beter te beschermen tegen integriteitsrisico’s. Tegelijkertijd blijkt dat die potentie in de praktijk nog onvoldoende wordt benut. De wet wordt nog steeds vooral toegepast binnen de context van vergunningverlening, terwijl juist de verruimde mogelijkheden voor aanbestedingen, vastgoed en subsidies ruimte bieden voor effectiever integriteitsbeleid.
De belangrijkste uitdaging ligt daarom minder in nieuwe wetgeving, en meer in het versterken van de uitvoeringspraktijk: voldoende capaciteit, specialistische kennis, risicogestuurd werken en betere informatie-uitwisseling. Pas dan kan de Wet Bibob het beoogde effect volledig bereiken.
