Een auto geleend, een straf dreef: bewijs voor opzet witwassen ontoereikend
/Hoge Raad 23 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1323
De verdachte wordt aangehouden terwijl hij in een recent gestolen auto rijdt en verklaart deze te hebben geleend van een kennis van wie hij enkel de voornaam weet. Het hof veroordeelt hem voor opzetwitwassen omdat hij onvoldoende vragen zou hebben gesteld over de herkomst van de auto en zijn verklaring niet verifieerbaar is. De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak: het enkele ontbreken van verifieerbare informatie en onderzoek door de verdachte is onvoldoende voor het bewijs van opzet op witwassen als het brondelict bekend is. Nu aanvullende omstandigheden ontbreken, is de motivering disproportioneel. De zaak wordt terugverwezen naar het hof voor nieuwe behandeling.
Achtergrond
In deze strafzaak staat een natuurlijk persoon, geboren in Frankrijk in 1977, terecht wegens het in bezit en gebruik hebben van een gestolen voertuig, te weten een blauwe Dacia Logan. Op 29 november 2021 doet de eigenaar van het voertuig aangifte van diefstal nadat hij 's ochtends ontdekt dat het voertuig, dat hij de avond ervoor nog heeft afgesloten, is verdwenen. Reeds op 1 december 2021 leidt een melding van een ANPR-hit de politie naar het gestolen voertuig. Tijdens de controle blijkt dat het voertuig daadwerkelijk voorzien is van het als gestolen opgegeven kenteken en wordt de verdachte aangehouden als bestuurder. Bij verhoor verklaart de verdachte dat hij het voertuig heeft geleend van een kennis, aangeduid als betrokkene 1, waarvan hij slechts de voornaam kent en verder geen achterliggende informatie verschaft. Hij beweert het voertuig sinds de vorige avond in bruikleen te hebben gekregen en ontkent eigenaar te zijn.
In eerste aanleg en ook in hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag wordt de verdachte veroordeeld voor witwassen als bedoeld in artikel 420bis lid 1 onder b Sr. Het Gerechtshof stelt vast dat de verdachte het voertuig voorhanden en in gebruik had, terwijl hij wist dat het voertuig onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte wordt hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
Middel
Het namens de verdachte voorgestelde cassatiemiddel richt zich tegen de motivering van het bewezen verklaarde opzet ter zake van het witwassen. Centraal staat de vraag of uit het bewijs kan worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk wist dat het voertuig afkomstig was uit enig misdrijf, zoals vereist voor een veroordeling op grond van artikel 420bis lid 1 onder b Sr. De verdediging voert aan dat de enkele omstandigheid dat de verdachte zijn verklaring omtrent herkomst van de auto niet kan onderbouwen, ontoereikend is voor het bewijs van opzet c.q. wetenschap van criminele herkomst.
Beoordeling hoge raad
Uit de bewijsvoering kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte ‘wist’ dat de door hem bestuurde auto afkomstig was uit enig misdrijf. De uitspraak van het hof is in dat opzicht ontoereikend gemotiveerd.
Het cassatiemiddel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.