Economische politierechter spreekt man uit Haarlem vrij die ervan verdacht werd met een drone opzettelijk onrust veroorzaakt te hebben

Rechtbank Midden-Nederland 12 september 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4968

Op zondag 27 september 2015 was verbalisant 1, controleur Staatsbosbeheer, tevens Buitengewoon Opsporingsambtenaar, in de Oostvaardersplassen in de gemeente Lelystad. De Oostvaardersplassen is een Natura 2000-gebied.

Verbalisant 1 bevond daar zich in de nabijheid van de Grote Praambult, een uitkijkpunt.

De verbalisant zag op dat terrein een kudde heckrunderen eerst in alle rust en vervolgens op hol slaand de beheerweg oversteken in grote paniek. Met zijn verrekijker zag de verbalisant boven en voor de heckrunderen een drone vliegen, en ongeveer 1700 grauwe ganzen opvliegen doordat de drone bij hen in de buurt kwam.

De verbalisant zag vervolgens dat bronstige edelherten, bezig met het verzamelen van hindes, op hol sloegen en alle kanten op renden toen de drone en heckrunderen dichterbij kwamen. In tijdsbestek van enkele minuten waren alle edelherten van het veld af.

Verbalisant 2, controleur Staatsbosbeheer tevens Buitengewoon Opsporingsambtenaar, zag op de Grote Praambult verdachte met voor zich een besturingsapparaat van een drone. De verbalisant hoorde verdachte verklaren: “Ik ben hier mooie plaatjes aan het maken.”

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bestuurder van de drone was. Direct voorafgaande aan de verweten gedraging had hij met behulp van de drone op een nabijgelegen boerenland gefilmd. Na het oversteken van een bruggetje was hij gaan filmen vanaf het uitkijkpunt. Hij had geen (informatie)borden aangetroffen dat sprake was van een beschermd natuurgebied en was onbekend met het terrein. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij geen dieren heeft gezien.

Het edelhert is een beschermde inheemse soort in de zin van de Flora- en faunawet, heckrunderen zijn dat niet. De grauwe gans is een beschermde inheemse vogelsoort.

Geldigheid van de dagvaarding

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding voor wat betreft feit 2 nietig moet worden verklaard, nu de zinsnede “althans dieren behorende tot een beschermde diersoort” onduidelijk is. Naar het oordeel van de economische politierechter is duidelijk dat het bij feit 2 gaat om het verontrusten van edelherten, een beschermde inheemse diersoort. Voorzover is bedoeld om ook andere dieren van een beschermde diersoort dan de edelherten onder de tenlastelegging te laten vallen, is dit onvoldoende duidelijk. De dagvaarding wordt partieel nietig verklaard, in die zin dat voormelde passage in de tenlastelegging zal worden gelezen alsof er geen “althans” staat.

De dagvaarding is voor het overige geldig, de economische politierechter is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 250.

Het standpunt van de verdachte

De verdediging bepleit vrijspraak ten aanzien van beide feiten. Van verstoring noch verontrusting is sprake. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat ‘op de vlucht doen slaan’ een niet te duiden en daarom niet te kwalificeren begrip is, en bijgevolg geen strafbaar feit is vast te stellen. En zo het verweten gebruik van de drone dit effect al zou hebben gehad, dan is van enige, mogelijke schade geen sprake.

Oordeel economische politierechter

De economische politierechter acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding ten laste is gelegd en overweegt daartoe het volgende.

Feit 1

Gelet op de inhoud van de tenlastelegging en hetgeen de officier van justitie ter terechtzitting heeft aangevoerd, ziet de economische politierechter zich voor de vraag gesteld of verdachte handelingen heeft verricht in een beschermd natuurmonument die schadelijk kunnen zijn voor dieren in dat beschermd gebied.

Artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) bevat de wettelijke basis voor de aanwijzing van gebieden ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. In lid 3 van dit artikel is bepaald dat de instandhoudingsdoelstelling, bedoeld in het tweede lid (kort gezegd: de instandhoudingsdoelstellingen vereist volgens voornoemde richtlijnen), mede betrekking kan hebben op doelstellingen ten aanzien van behoud, herstel of ontwikkeling van natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, anders dan vereist volgens deze richtlijnen.

De Oostvaardersplassen waren beschermd op grond van een aanwijzing als staatsnatuurmonument, onder de Natuurbeschermingswet 1967. Op grond van het bepaalde in artikel 15a van de Nbw 1998 vervalt een besluit aanwijzing als beschermd natuurmonument als dat gebied wordt aangewezen als een Natura 2000-gebied, zoals is gebeurd met de Oostvaardersplassen. Het bepaalde in artikel 15a, lid 3, van de Nbw 1998 heeft tot gevolg dat de instandhoudingsdoelstelling voor de Oostvaardersplassen mede betrekking heeft op de doelstellingen ten aanzien van behoud, herstel of ontwikkeling van natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit. Dit betekent dat sprake is van de situatie in artikel 10a lid 3 van de Nbw 1998.

Artikel 19ia Nbw 1998 bepaalt dat ingeval de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied mede betrekking heeft op doelstellingen als bedoeld in artikel 10a, derde lid, artikel 16, eerste tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing is op handelingen die schadelijk kunnen zijn voor - voorzover van belang – dieren in dat gebied.

De instandhoudingsdoelstellingen Oostvaardersplassen (bijlage bij Natura 2000 beheerplan Oostvaardersplassen) gelden voor de niet broedvogels grauwe ganzen. Voor de edelherten en heckrunderen gelden geen specifieke instandhoudingsdoelen en ze worden ook in het Aanwijzingsbesluit staatsnatuurmonument uit 1986 niet met name genoemd als van belang voor de natuurwetenschappelijke betekenis.

De vraag die naar aanleiding van het bovenstaande rijst is of deze dieren wel beschermd worden op grond van de Nbw 1998. Het antwoord op die vraag kan in het midden blijven nu, ook al zouden de edelherten en heckrunderen onder de bescherming van artikel 16 Nbw 1998 vallen, het dossier geen bewijs bevat dat verdachte handelingen heeft verricht die schadelijk konden zijn voor de edelherten, heckrunderen en ganzen. Door de officier van justitie is ter zitting in algemene zin aangevoerd dat herten in blinde paniek autowegen kunnen oprennen en runderen in greppels terecht kunnen komen, waardoor deze dieren gewond kunnen raken. Uit het dossier volgt weliswaar dat de edelherten en heckrunderen als gevolg van het overvliegen van de drone zijn weggerend, echter níet dat deze dieren gewond zijn geraakt. Dit gegeven staat op zichzelf niet in de weg aan een bewezenverklaring van het feit. Vereist hiervoor is immers ‘slechts’ dat de verdachte handelingen heeft verricht die schadelijk kunnen zijn voor dieren in de zin van artikel 16 Nbw 1998. Het dossier bevat over de kans op schade echter geen informatie. Nu uit het dossier niet afgeleid kan worden dat er een – reële – kans was dat de handelingen van verdachte tot schade voor de dieren zouden leiden, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.

Feit 2

Artikel 10 van de Flora- en faunawet (Ffw) luidt:

Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.

Verdachte wordt verweten dit verbod te hebben overtreden door zijn drone boven de Oostvaardersplassen te laten vliegen, waardoor de edelherten op de vlucht sloegen.

Met de officier van justitie is de economische politierechter van oordeel dat voor een bewezenverklaring van dit feit, ten aanzien van het edelhert niet als extra criterium geldt dat de verontrusting van wezenlijke invloed moet zijn op de instandhouding van de desbetreffende diersoort. De twee door de verdediging aangehaalde uitspraken zien op vogels en voor de uitleg van artikel 10 Ffw is, zo blijkt uit deze uitspraken, aansluiting gezocht bij de Vogelrichtlijn en de leden 4 en 5 van artikel 3.1.5 van het toen voorliggende wetsvoorstel “Wet Natuur”, welke bepalingen uitdrukkelijk alleen zien op vogels, terwijl het hier om edelherten gaat.

Uit de wetsgeschiedenis van de Flora- en faunawet kan worden afgeleid dat de wetgever heeft onderkend dat het begrip “verontrusten” een ruimer bereik heeft dan het in de internationale regelgeving opgenomen “verstoren”. Ter vergroting van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid is het opzetvereiste opgenomen.

Uit het dossier volgt dat de edelherten op de vlucht sloegen toen de drone en de heckrunderen hen naderden. Daarmee is naar het oordeel van de economische politierechter sprake van verontrusting van de edelherten in de zin van artikel 10 Ffw. Dat verdachte de bedoeling heeft gehad de edelherten op de vlucht te doen slaan, volgt niet uit het dossier en is ook niet aannemelijk geworden. Van het zogenaamde boos opzet is dan ook geen sprake. Ook het voorwaardelijk opzet op het verontrusten van het beschermde edelhert kan niet worden bewezen. Hiervoor is immers vereist dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een beschermde diersoort, namelijk edelherten, zou verontrusten. Als de kans dat de edelherten op de vlucht zouden slaan door het overvliegen van de drone al als aanmerkelijk kan worden aangemerkt (dit volgt niet uit de bewijsmiddelen en is ook geen feit van algemene bekendheid), dan kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Sommige gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Daarvan is hier geen sprake.

Daarom moet verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.

De economische politierechter vernietigt de strafbeschikking, verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^