Diefstal van elektriciteit

Hoge Raad 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390

De verdachte is veroordeeld wegens diefstal.

Het Hof heeft voorts ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:

"De verdachte is bij arrest van 16 juni 2014 van het gerechtshof Den Haag onherroepelijk veroordeeld voor het opzettelijk telen van 317 hennepplanten in een pand aan [a-straat 1] te 's-Gravenhage in de periode van 11 september 2012 tot en met 24 januari 2013. Derhalve staat vast dat de verdachte beschikking had over de woning en dat hij wist dat daarin hennep werd geteeld. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat andere personen dan de verdachte bij de hennepkwekerij betrokken waren. Voorts blijkt uit de rapportage diefstal energie gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte dat de fraudespecialist van Stedin Netbeheer B.V. in de woning constateerde dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast en stijgleidingkast verbroken en verwijderd waren. De fraudespecialist zag tevens dat er aan de onderzijde van de hoofdzekeringen een vier aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Deze elektriciteitskabel was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer B.V. niet in opdracht van Stedin Netbeheer B.V. geïnstalleerd. Bij het volgen van die elektriciteitskabel zag de fraudespecialist dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen onbemeten van elektriciteit werden voorzien. De bevindingen van de fraudespecialist van Stedin Netbeheer B.V. worden ondersteund foto's in het dossier.

Het hof overweegt dat is komen vast te staan dat de hennepkwekerij buiten de meter om van elektriciteit werd voorzien en dat het gelet op de hierboven omschreven omstandigheden aan de verdachte is om te verklaren waarom hij niet verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor het illegaal afnemen van de elektriciteit ten behoeve van de door de verdachte geëxploiteerde hennepkwekerij. De verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep echter niet verschenen.

Het hof is van oordeel dat, gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit."
 

Middel

Het middel klaagt dat het onder 2 bewezenverklaarde feit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
 

Beoordeling Hoge Raad

Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte elektriciteit heeft "weggenomen" niet zonder meer kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Het middel is terecht voorgesteld.
 

Conclusie AG

3.6. Ik stel voorop dat niet is bewezenverklaard dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd door middel van braak of verbreking. Bewezen behoeft derhalve niet te worden dat het de verdachte is geweest die de verzegeling van de meterkast heeft verbroken en die een elektriciteitskabel voor de elektriciteitsmeter heeft geplaatst. Het enkele tot stand brengen van een dergelijke illegale aansluiting levert ook nog niet het wegnemen van elektriciteit op. Daarvoor is nodig dat opzettelijk van die aansluiting gebruik wordt gemaakt door het inschakelen van een apparaat dat via de illegale aansluiting van stroom wordt voorzien (vgl. HR 24 november 2015: ECLI:NL:HR:2015:3361). Een hennepteler die, wetende dat de stroom illegaal wordt afgetapt, op enig moment de assimilatielampen aanzet, maakt zich dus schuldig aan diefstal van elektriciteit. Degene wiens rol zich beperkt tot het dagelijks water geven van de planten, neemt daarentegen geen elektriciteit weg, ook niet als hij weet dat het elektriciteitsverbruik illegaal is.

3.7. Ik stel ook voorop dat niet bewezen is verklaard dat de verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. Als sprake is van medeplegen, behoeft niet bewezen te worden dat de verdachte zelf een wegnemingshandeling heeft verricht als hiervoor bedoeld. Wel nodig is dan uiteraard dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met degene die wel zelf de assimilatielampen (en/of eventuele andere apparatuur) heeft aangezet. Voor het bewijs van die samenwerking is niet voldoende dat de verdachte op enigerlei wijze bij de desbetreffende hennepteelt betrokken is. Vereist is in de eerste plaats dat de verdachte wist dat de hennepkwekerij op illegale stroom draaide. Vereist is in de tweede plaats dat de verdachte een bijdrage aan de hennepteelt heeft geleverd die van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Een verdachte die incidenteel de planten water geeft, maakt zich schuldig aan het telen van hennep, maar niet zonder meer aan het medeplegen van die teelt, laat staan aan het medeplegen van de diefstal van de elektriciteit waarmee dat telen gepaard gaat. Dat wordt niet anders als hij wetenschap heeft van de illegale stroomvoorziening.

3.8. Het voorgaande kan verklaren waarom de Hoge Raad voor het bewijs van het plegen2 of het medeplegen van diefstal van elektriciteit bij hennepteelt onvoldoende acht dat uit de door de feitenrechter gebezigde bewijsmiddelen betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt blijkt. Daarmee is (zonder nadere motivering, die ontbreekt) nog niet bewezen dat de verdachte ook betrokken was (al dan niet in de vorm van medeplegen) bij de diefstal van elektriciteit. Dat wil uiteraard niet zeggen dat het (mede)plegen van de diefstal van elektriciteit nimmer bewezen kan worden als direct bewijs van een wegnemingshandeling ontbreekt. Indien als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte de desbetreffende hennepkwekerij in zijn eentje heeft opgezet en gerund, kan daaruit afgeleid worden dat hij ook degene is geweest die de elektriciteit heeft gestolen. Indien bewezen kan worden dat de verdachte bij het telen van de hennep zo nauw met de andere betrokkenen heeft samengewerkt dat van het medeplegen van telen kan worden gesproken en tevens blijkt dat de verdachte weet had van de illegale stroomvoorziening, kan daaruit in de regel afgeleid worden dat de diefstal van de elektriciteit onderdeel vormde van de nauwe samenwerking en dat de verdachte die diefstal derhalve heeft medegepleegd.

3.9. Terug naar de onderhavige zaak. Zoals hiervoor al bleek, houden de door het hof gebezigde drie bewijsmiddelen niets in over enige betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerijen en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektriciteit. Wel heeft het hof in zijn nadere bewijsoverweging vastgesteld dat de verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor het opzettelijk telen van 317 hennepplanten in het pand [a-straat 1] in Den Haag. Dat feit staat in de onderhavige zaak vast en hoefde daarom denk ik inderdaad geen bewijs meer. Waarom het hier gaat, is dat in de bestreden uitspraak geen feiten zijn vastgesteld waaruit kan worden afgeleid wat de rol is geweest die de verdachte bij het telen van de bedoelde hennepplanten heeft gespeeld. Dat, zoals het hof meent, op grond van de onherroepelijke veroordeling vaststaat dat de verdachte de beschikking had over de desbetreffende woning, lijkt mij dan ook niet juist. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte de (enige) bewoner was van de desbetreffende woning en evenmin dat hij in het bezit was van de sleutel van die woning en al helemaal niet dat alleen de verdachte het in die woning voor het zeggen had. Het moge zo zijn dat, zoals het hof overweegt, het dossier geen aanwijzingen bevat dat andere personen dan de verdachte bij de hennepkwekerij betrokken waren, maar dat zegt mogelijk meer over het dossier dan over de feitelijke gang van zaken. Bewijsmiddelen die maken dat het voor hoogst onwaarschijnlijk moet worden gehouden dat andere personen bij de kwekerij betrokken waren, zijn door het hof in elk geval niet aangedragen. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan dan ook niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte de 317 hennepplanten helemaal in zijn eentje heeft geteeld.

3.10. Dit tekort aan bewijs kan niet worden gecompenseerd door de nadere bewijsoverwegingen van het hof. Die overwegingen vormen in feiten een miskenning van de bewijseisen die de Hoge Raad in zaken als de onderhavige stelt. Het is niet aan de verdachte om te verklaren waarom hij niet verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor het illegaal afnemen van elektriciteit. De situatie dat de uit de bewijsmiddelen blijkende omstandigheden op zichzelf beschouwd redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs van de aan de verdachte tenlastegelegde diefstal, zodat alleen een “aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring” van de verdachte tot een ander oordeel noopt, doet zich hier niet voor. Het uitblijven van een verklaring van de verdachte, kan dan ook niet bijdragen aan het bewijsoordeel van de rechter. Ik merk daarbij nog op dat de enkele omstandigheid dat een verdachte niet ter terechtzitting verschijnt, bezwaarlijk gelijk gesteld kan worden aan het uitblijven van een (aannemelijke) verklaring. Ik kom dan ook tot de conclusie dat het hof de bewijslast in feite heeft omgedraaid. De bewezenverklaarde diefstal van elektriciteit is daarom ontoereikend gemotiveerd.

3.11. Het middel is terecht voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^