Afwijzing hoger beroep inbewaringstelling gefailleerde

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 8 mei 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1310 (insolventie)

Een failliet verklaarde Udense vastgoedondernemer moet terug naar het huis van bewaring omdat hij zijn verplichtingen uit de Faillissementswet niet nakomt. Het hof volgt vandaag hiermee de rechtbank die op 13 december 2013 en 31 januari 2014 tot hetzelfde oordeel kwam.

Niet nakomen Faillissementswet

De ondernemer weigert om persoonlijk te verschijnen voor zijn curatoren, die hem vragen willen stellen. Maar volgens de Faillissementswet is hij daartoe wel verplicht. Ook onttrekt de man zich aan het bevel van de rechtbank dat hij in bewaring moet worden gesteld.

Volgens het hof heeft de man een stevige prikkel nodig – in de vorm van een inbewaringstelling – om zijn verplichtingen na te komen. Hij mag deze inbewaringstelling daarom ook niet in zijn eigen woonhuis in Uden ondergaan. Ook ziet het hof geen reden om de vastgoedondernemer, onder voorwaarden, de kans te geven om zijn verplichtingen alsnog in vrijheid na te komen.

Achtergrond

In april 2013 werd de vastgoedondernemer failliet verklaard. Omdat hij zich niet hield aan de verplichtingen uit de Faillissementswet, beval de rechtbank de man in bewaring te stellen. Sinds 10 september 2013 zat hij daarom vast in het huis van bewaring. Ruim drie weken later werd de inbewaringstelling geschorst en kwam de vastgoedondernemer onder voorwaarden vrij. De rechtbank hief de schorsing in december echter weer op, sindsdien is onbekend waar de man verblijft. De vastgoedondernemer heeft de rechtbank daarna opnieuw verzocht zijn inbewaringstelling op te heffen of te schorsen of zijn inbewaringstelling uit te mogen zitten in zijn eigen woning. De rechtbank heeft die verzoeken op 31 januari 2014 afgewezen. Wel stelde hij tegen de beslissingen van de rechtbank van december 2013 en januari 2014 hoger beroep in. Het hof heeft dat beroep vandaag afgewezen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^