HR over opzettelijk wederrechtelijk toe-eigenen in de zin van art. 321 Sr. Conclusie AG contrair.
/Hoge Raad 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:121
De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op art. 321 Sr. Daarom moeten de daarin voorkomende woorden “wederrechtelijk zich heeft toegeëigend” worden geacht aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 321 Sr. Naar vaste rechtspraak is van zodanig toe-eigenen sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort.
Read More