HR over opzettelijk wederrechtelijk toe-eigenen in de zin van art. 321 Sr. Conclusie AG contrair.

Hoge Raad 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:121

De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op art. 321 Sr. Daarom moeten de daarin voorkomende woorden “wederrechtelijk zich heeft toegeëigend” worden geacht aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 321 Sr. Naar vaste rechtspraak is van zodanig toe-eigenen sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Oogmerk valse bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven?

Hoge Raad 16 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:45

Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat het Hof heeft vastgesteld dat in de auto waarin de verdachte zat 25 valse bankbiljetten van € 500,- zijn aangetroffen, dat de verdachte heeft erkend dat het valse geld van hem was, dat hij dat geld in zijn bezit had gekregen via een ander, dat de verdachte wist dat het geld vals was, dat hij wist dat hij vals geld niet in zijn bezit mocht hebben en dat de verdachte het geld op de bewuste dag had meegenomen en in zijn vest had gestopt.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Schending art. 38 Sv en art. 6 EVRM nu verdachte voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie zijn voorkeursadvocaat niet heeft kunnen consulteren?

Hoge Raad 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:78

Het eerste middel klaagt dat het hof bij de verwerping van een in hoger beroep gevoerd verweer, dat er sprake is geweest van schending van art. 38 Sv en art. 6 EVRM, omdat de verdachte voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie zijn voorkeursadvocaat niet heeft kunnen consulteren, is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt: Voor medeplichtigheid vereist opzet

Hoge Raad 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:67

Voorop moet worden gesteld dat uit de art. 47, 48 en 49 Sr, gelezen in onderling verband en samenhang, volgt dat enerzijds ten aanzien van de medeplichtige bij de bewezenverklaring en kwalificatie moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan, en dat anderzijds het maximum van de aan de medeplichtige op te leggen straf een derde minder bedraagt dan het maximum van de straf, gesteld op het misdrijf dat de medeplichtige voor ogen stond.

Read More
Print Friendly and PDF ^

OM niet-ontvankelijk in vervolging vanwege “ruisstrategie” als opsporingsmethode?

Hoge Raad 9 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:18

Het middel houdt in dat het hof “aan bedrieglijk optreden van en aan het opmaken van een proces-verbaal met valse inhoud door verbalisanten, met medeweten en goedkeuring van het openbaar ministerie, ten onrechte en ondeugdelijk gemotiveerd niet het rechtsgevolg heeft verbonden dat het openbaar ministerie in zijn vervolging niet ontvankelijk is”.

Read More
Print Friendly and PDF ^