OM niet-ontvankelijk in ontnemingszaak nu verdachte in hoofdzaak is ontslagen van alle rechtsvervolging

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8633

De vordering van de officier van justitie strekt tot vaststelling van het bedrag waarop het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 112.258 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het bedrag waarop het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat wordt vastgesteld op nihil.

De verdachte is bij arrest van hetzelfde hof ter zake van de bewezen verklaarde overtreding (op 21 november 2008 in de gemeente in een pand aanwezig hebben van 568 hennepplanten) ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu er geen sprake is van een rechterlijke uitspraak waarbij verdachte wegens een strafbaar feit is veroordeeld.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Meer weten? Kom dan op Donderdag 10 december 2015 naar de Cursus Ontneming.

Klik hier voor meer informatie.

 

Print Friendly and PDF ^

Veroordeling wegens Belastingfraude. Verwerping beroep op vervolging in Spanje voor dezelfde feiten.

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 27 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4379 Verdachte heeft een autobedrijf in Spanje. De inkoop vindt plaats via Spaanse (rechts)personen. Verdachte gaat namens deze Spaanse (rechts)personen naar een Nederlands autobedrijf om auto’s in te kopen en over te brengen naar Spanje. Verdachte overlegt aan het Nederlandse autobedrijf volmachten van de Spaanse (rechts)personen. Het Nederlandse autobedrijf levert de auto’s aan de Spaanse (rechts)personen tegen het tarief van nihil voor de omzetbelasting (ECLI:NL:GHSHE:2012:BX0077). Bestuurders van het Nederlandse autobedrijf zijn strafrechtelijk vervolgd voor het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting, omdat zij ten onrechte het tarief van nihil zouden hebben toegepast. Deze bestuurders zijn vrijgesproken (ECLI:NL:GHSHE:2013:4472).

De Spaanse (rechts)personen voldoen in Spanje geen invoerrechten ter zake van de invoer en geen omzetbelasting ter zake van de intra-unie verwerving. Uit onderzoek blijkt dat verdachte bij deze Spaanse (rechts)personen niet bekend is en dat zij de volmachten niet hebben gegeven. Verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf één jaar met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uur wegens valsheid in geschrifte.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet tot strafvervolging ter zake van het ten laste gelegde had mogen overgaan omdat de verdachte thans in Spanje wordt vervolgd voor dezelfde feiten (procedure nummer [[nummer]] ). De tenlastelegging in Spanje betreft naast strafbare feiten tegen de Spaanse fiscus met betrekking tot de BTW die [buitenlandse onderneming verdachte] verschuldigd was over de boekjaren 2005, 2006 en 2007 ook voortgezette valsheid in geschrift ten aanzien van handelsdocumenten, zoals volmachten, aldus de raadsman. Gelet op de daarbij in Spanje betrokken rechtspersonen, verdachten en voertuigen in de periode 2005-2007 is sprake van hetzelfde feitencomplex. Voorts is de vervolging van de verdachte in Spanje eerder gestart, te weten op 12 september 2007.

Het hof overweegt als volgt.

Nu het in de onderhavige zaak gaat om omzetbelasting (Hof van Justitie EU 26 februari 2013, C-617/10, ECLI:EU:C:2013:105) is tevens artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van belang, welk artikel luidt:

Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure voor een strafbaar feit waarvoor hij in de Unie reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet.

Uitgaande van vorenstaande bepalingen is het hof van oordeel dat eerst kan worden gesproken van een dubbele vervolging wanneer er sprake is van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak, hetgeen impliceert dat wiens zaak eenmaal definitief is afgedaan, ter zake van hetzelfde feit niet opnieuw in rechte mag worden betrokken. Het hof is van oordeel dat in casu aan dit vereiste niet is voldaan. Voor zover het hof al op basis van de overgelegde stukken uit het Spaanse onderzoek zou kunnen vaststellen dat sprake is van het zelfde feitencomplex, is in elk geval duidelijk dat de zaak nog niet is afgedaan met een onherroepelijke einduitspraak.

De stelling van de raadsman dat het onderzoek in Spanje eerder een aanvang heeft genomen, en dat het openbaar ministerie het onderzoek derhalve aan Spanje had moeten overlaten, mist feitelijke grondslag. Immers, de vervolging heeft in Nederland reeds in 2006 een aanvang genomen.

Het hof verwerpt mitsdien het verweer en acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Het hof veroordeelt verdachte ter zake van o.a. verduistering in de zogenoemde Dierenambulance-zaak

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 12 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4522

De verdachte heeft zich gedurende circa anderhalf jaar schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen van de Stichting Dierenambulance Zuid-Oost Limburg. Daarnaast heeft hij geld verduisterd van de Stichting Bureau Sociale Zorg. In totaal heeft hij zich een bedrag van ruim €122.000wederrechtelijk toegeëigend.

De verdachte heeft met zijn handelen zijn eigen financiële belangen – het onderhouden van een luxueuze levensstijl – boven het belang van beide stichtingen geplaatst.

In aanmerking genomen echter de gezondheidstoestand van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep – mede uit in het geding gebrachte medische verklaringen – is gebleken, zijn blanco strafblad, het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde alsmede de gevolgen – in de ruimste zins des woords – die deze strafzaak voor de verdachte zelf heeft gehad, ziet het hof aanleiding om te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Het hof zal de verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Veroordeling tot een geldboete ter zake van opzetheling en witwassen met betrekking tot in 1987 ontvreemde schilderijen

Gerechtshof Den Haag 9 november 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3111 Aan wijlen galeriehouder is door diens (Engelse) assuradeuren een schadeuitkering gedaan ter zake van een negental in februari 1987 bij een (geënsceneerde) inbraak in zijn kunstgalerie te Maastricht ontvreemde schilderijen. Acht van deze schilderijen zijn in maart 2009 aangetroffen onder de verdachte en haar medeverdachten, die deze schilderijen – naar eigen zeggen – wilden retourneren aan de verzekeringsmaatschappij in ruil voor vindersloon. Medeverdachte 1 hield deze schilderijen op dat moment al meer dan twintig jaar verborgen in zijn woning.

In 2008 is de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten betrokken geraakt, toen zij medeverdachte 1 – op zijn verzoek – is gaan helpen met het plannen en het uitvoeren van de overdracht van de schilderijen. In ruil daarvoor zou zij een deel van het te ontvangen geldbedrag krijgen.

Aangezien de verdachte wist dat de schilderijen van misdrijf afkomstig waren, heeft zij zich, samen met medeverdachte 1 en medeverdachte 2, schuldig gemaakt aan heling en witwassen, alsmede aan een poging tot het opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 4.000.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Zie ook:

 

Print Friendly and PDF ^

Hof vernietigt niet-ontvankelijkheid OM in Landlord zaak

De rechtbank heeft eerder het OM niet-ontvankelijk verklaard in de zaken tegen alle verdachten in de zogenaamde Landlord zaak omdat, kort gezegd, er volgens de rechtbank te veel en te ernstige onregelmatigheden zouden hebben plaatsgevonden met als gevolg dat er geen sprake meer was van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM. Het OM zou, naar het oordeel van de rechtbank, de weergave van een aantal zaken anders hebben voorgesteld, waardoor die zaken "niet overeenstemmen met de werkelijkheid". Volgens de rechtbank betreft het de wijze waarop het OM ter zitting de inhoud van een getuigenverklaring zou hebben voorgesteld, de wijze waarop het OM de betrokkenheid van politieambtenaren bij het onderzoek zou hebben voorgesteld en de wijze waarop het OM de inhoud van een verklaring van een verbalisant zou hebben voorgesteld. In de visie van het OM heeft het OM in de zaak-Landlord consequent en integer heeft gehandeld. De bedoeling van de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris was het krijgen van een antwoord op de vraag of er informatie uit de kluisverklaringen doorgesijpeld was naar het onderzoeksteam-Landlord. Het antwoord dat daarop dient te volgen is nee, volgens het OM. Bovendien is met het horen van de getuigen afdoende recht gedaan aan de belangen van de verdediging. Van liegende en/of bedriegende officieren is evenmin sprake. Wel is rond een getuigenverhoor een betreurenswaardige fout van een professional te constateren. Dit hoeft in de visie van het OM niet te leiden tot de consequentie dat het OM niet ontvankelijk is in de vervolging, nu verdachten niet doelbewust of met grove veronachtzaming in hun recht op een fair trial zijn geschaad.

De advocaat-generaal vindt dan ook dat “de rechtbank met de aanname van een opeenstapeling van vormverzuimen te snel en ongemotiveerd heeft gegrepen naar een te zwaar middel. Natuurlijk is er in de zaak het een en ander niet goed gegaan. Maar het is nooit de bedoeling geweest dat vormverzuimen hoe dan ook moeten leiden tot enig voordeel voor de verdachte. Een niet-ontvankelijkheid van het OM is dan ook niet op zijn plaats.”

Het hof heeft op 12 november het vonnis van de rechtbank, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van verdachte, vernietigd en de zaak terug verwezen naar de rechtbank.

 

Print Friendly and PDF ^