HR over schakelbewijs in ‘Amsterdamse medicijnmoorden’
/Hoge Raad 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1455
Read MoreHoge Raad 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1455
Read MoreHoge Raad 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1472
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de verdachte om te verklaren dat de zaak is geëindigd ex art. 36 Sv, toegewezen op een moment waarop het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen. De vraag is of dat rechtens kan. Naast deze vraag spelen in de rechtspraktijk nog twee andere vragen met betrekking tot de uitleg van art. 36 Sv. De eerste is wat onder ‘vervolging’ in de zin van art. 36 Sv moet worden volstaan en meer in het bijzonder of het artikel toepassing kan vinden in gevallen waarin nog geen rechter op vordering van de officier van justitie in de zaak is betrokken. De tweede is aan de hand van welke maatstaf moet worden beoordeeld of de zaak “niet [wordt] voortgezet” in de zin van het artikel. Meer in het bijzonder is de vraag of de overschrijding van de redelijke termijn grond kan opleveren om te verklaren dat de zaak geëindigd is.
Read MoreParket bij de Hoge Raad 24 september 2019, ECLI:NL:PHR:2019:842
De verdachte handelde in zijn bedrijf A onder meer in drugsprecursoren, i.e. grondstoffen voor drugs. Zij kunnen zowel voor legale doelen gemaakt en geleverd worden als misbruikt worden voor illegale productie van verboden verdovende middelen. Ingevolge art. 2 Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën (WVMC) juncto art. 8 van EU-Verordening 273/2004 geldt daarom een plicht tot melding van verdachte of ongebruikelijke transacties in drugsprecursoren. Het gaat in deze procedure om de vraag of de verdachte (voorwaardelijk) opzettelijk of slechts culpoos heeft nagelaten dergelijke verdachte of ongebruikelijke transacties te melden.
Read MoreHoge Raad 24 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1415
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte. Daartoe wordt aangevoerd dat de verstekverlening “klaarblijkelijk is geschied op basis van een onjuiste mededeling van de gerechtsbode inhoudende dat requirant noch zijn raadsman zijn verschenen”. Het middel klaagt niet over niet-naleving van art. 48 Sv en bestrijdt blijkens de toelichting evenmin dat de raadsman op de hoogte was van de dag en het tijdstip van de terechtzitting.
Read MoreHoge Raad 24 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1414
Het middel stelt de vraag aan de orde of, en zo ja, onder welke voorwaarden een eigen waarneming van de rechter van een opname van beeld en/of geluid tot het bewijs kan meewerken, wanneer die waarneming door de rechter buiten het verband van de terechtzitting is gedaan.
Read More