Non-disclosure of police sources

In the case of Donohoe v. Ireland, the European Court of Human Rights held that  the non-disclosure of police sources did not make the trial of a member of the IRA unfair. The case concerned the fairness of Mr Donohoe’s trial and conviction before the Special Criminal Court (‘SCC’) in Ireland for being a member of the IRA. His conviction was based, among other things, on evidence given by a Chief Superintendent of the Irish police, who testified that it was his belief that Mr Donohoe was a member of the IRA.When asked to identify the sources of his belief, the Chief Superintendent claimed privilege stating that disclosure would endanger lives and State security. The SCC directed the Chief Superintendent to produce all relevant documentary sources which formed the basis of his belief and it reviewed those files in order to be satisfied as to the reliability of his belief.  Neither the prosecution nor the defence had access to that confidential material. Mr Donohoe complained that the non-disclosure had made his trial unfair as it seriously restricted his defence rights.

Lees verder:

  • European Courts, Case law from the European Court of Human Rights (ECtHR) and the Court of Justice of the EU (CJEU)
Print Friendly and PDF ^

Big companies as 'victims'?

Should big companies  ('legal persons') be protected under a treaty that protects fundamental human rights? In his recent and very interesting blog post Transforming the right to property, Laurens Lavrysen shares his unease with the right to property (of companies) as protected by the European Convention on Human Rights: "Basically, that is because I don’t really like the idea of a human right to property for a number of reasons." According to Lavrysen, a right to property takes the present distribution of wealth across society for granted, and does not question the mechanisms that distribute wealth among individuals. Those who have the most property obviously have a larger claim to property protection, disproportionately empowering the most advantaged vis-à-vis the least advantaged.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^

Onmogelijkheid tot het ondervragen van een getuige: geen schending eerlijk proces

EHRM 17 september 2013, app. no. 23789/09, Brzuszczyński v. Poland

In deze zaak diende het Hof te oordelen of de onmogelijkheid om een ​​getuige te horen, inbreuk gemaakt op de rechten van de verdachte, Brzuszczyński. Brzuszczyński is veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf wegens het plegen van een een aantal misdrijven, waaronder het medeplegen van moord. Hij klaagt in Straatsburg over schending van zijn recht op een eerlijk proces, nu zijn veroordeling is gebaseerd op verklaringen van een medeverdachte die zelfmoord heeft gepleegd nog voordat het proces was begonnen. Als gevolg was het voor Brzuszczyński niet onmogelijk zijn medeverdachte aan de tand te voelen over eerder afgelegde verklaringen.

Het Hof overweegt dat geen sprake is van schending van artikel 6, § 3 (d) EHRM. Ondanks de moeilijkheden veroorzaakt voor de verdediging door de toelating van de verklaringen en de hiermee samenhangende risico's, zijn er in de optiek van het Hof voldoende factoren om te concluderen dat de toelating van de verklaringen als bewijs, die beslissend zijn geweest, niet heeft geleid tot  schending van artikel 6, § 1, gelezen in samenhang met artikel 6, § 3 (d) van het Verdrag:

“84.  (...) where a statement of the absent witness is the sole or decisive evidence against the defendant, its admission as evidence will not automatically result in a breach of Article 6 § 1. In such a case the Court will subject the proceedings to the most searching scrutiny and will examine whether there were sufficient counterbalancing factors in place, including the existence of strong procedural safeguards.”

Volgens het Hof was de beslissing van de Poolse rechter in dit geval het gevolg van een zeer uitgebreide en evenwichtige beoordeling van het bewijs:

“90.  The Court notes that the critical issue in the case, namely the credibility of R.N. and the reliability of his statements, was examined by the domestic courts at length and in great detail (-). The domestic courts explained why there were no grounds to assume that R.N. had wrongly accused the applicant or P.D. of involvement in the impugned crimes. In the circumstances of the present case the Court is satisfied that the necessary care was applied in the evaluation of R.N.’s statements.”

Print Friendly and PDF ^

EHRM Rivière v. Frankrijk: recht op aanwezigheid bij behandeling van zaak

Het echtpaar Rivière, dat samen met hun zoon in 1996 een stuk grond huurden, is door de rechtbank in Laval veroordeeld voor bouwen zonder vergunning en het begaan van milieuovertredingen. Het echtpaar werd veroordeeld tot het betalen van onder meer een geldboete, daarnaast diende zij de grond in zijn originele staat terug te brengen. Tegen deze uitspraak zijn zij in hoger beroep gegaan.

In hoger beroep heeft het echtpaar om aanhouding van de behandeling verzocht omdat ze niet in staat waren om bij de hoorzitting aanwezig te zijn. De appelrechter wijst het verzoek zonder opgaaf van redenen af en zet op 4 december 2008 de hoorzetting in afwezigheid van het echtpaar door.

In de cassatie klagen zij onder meer over deze afwijzing. De Cour d’appel d’Angers wijst de klacht af, enkel onder verwijzing naar de rechterlijke discretionaire bevoegdheid.

Het Europese Hof acht deze beslissing strijdig met artikel 6 lid 1 en 3 onder c EVRM, omdat zonder motivering niet kan worden geverifieerd of aan de verplichtingen van het EVRM voldaan is. Het Hof benadrukt dat het in beginsel niet snel een schending in kwesties van verzoeken omtrent aanwezigheid constateert (het recht is relatief), zolang er een op de omstandigheden gebaseerde motivering aan ten grondslag ligt.

Print Friendly and PDF ^

Overzicht Nederlandse zaken voor het EHRM

In 2012 werden door het Hof met betrekking tot klachten tegen Nederland

  • 838 nieuwe verzoekschriften ontvangen (2011: 915);
  • 859 verzoekschriften niet-ontvankelijk verklaard en/of van de rol geschrapt 
(2011: 485);
  • 1 klacht ontvankelijk verklaard (2011: 0);
  • 44 verzoekschriften aan de Regering ter kennis gebracht (2011: 20); en
  • 7 uitspraken gedaan (2011: 6).
  • 1 schikking (2011: 0) 
De genoemde uitspraken betroffen
  • 6 keer de constatering dat het EVRM was geschonden; (2011: 4) en
  • 1 keer de constatering dat het EVRM niet was geschonden (2011: 2).

Het totaal aantal bij het Hof aanhangige verzoekschriften in Nederlandse zaken bedroeg

  • 1.482 op 1 januari 2012 (2011: 1.334) en
  • 1.242 op 31 december 2012 (2011: 1.482).

Voorts zijn in 2012 door het Hof 179 verzoeken tot het treffen van een voorlopige maatregel ontvangen, waarvan er

  • 164 zijn afgewezen; (2011: 250)
  • 15 zijn toegewezen (2011: 37).

Van de zaken die tot en met 31 december 2012 aan de Regering zijn toegezonden, hetzij voor het maken van opmerkingen (observations) hetzij voor het beantwoorden van vragen, en die thans nog aanhangig zijn hebben er

  • 153 betrekking op het vreemdelingenrecht (2011: 234)
  • 20 betrekking op het strafrecht; (2011: 29)
  • 6 betrekking op het bestuursrecht (2011: 1)
  • 2 betrekking op het civiel recht; (2011: 0).

Lees meer:

Print Friendly and PDF ^