Verzoek ex art. 89 deels afgewezen omdat de kosten voor arbeidsrechtelijke rechtsbijstand geen kosten zijn die rechtstreeks het gevolg zijn van de voorlopige hechtenis

Gerechtshof Amsterdam 21 september 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3632

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 105, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak.

Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding, naar het hof begrijpt eveneens op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 1.161,60 ter zake van kosten van een advocaat voor arbeidsrechtelijke rechtsbijstand, in verband met de (mogelijke) gevolgen van zijn preventieve detentie.

Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:

1. kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 11.712,80;

2. kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

Beoordeling van het verzoekschrift

De strafzaak tegen verzoeker met voormeld parketnummer is geëindigd met het arrest van dit hof van 7 juli 2017, waarin de verzoeker is vrijgesproken van het tenlastegelegde en aan hem geen straf of maatregel is opgelegd. Dit arrest is sedert 15 mei 2018 onherroepelijk. Het verzoek is tijdig ingediend.


Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv

Verzoeker is op 17 december 2014 in verzekering gesteld en op 18 december 2014 in vrijheid gesteld.

Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

De advocaat van de verzoeker heeft gesteld dat de noodzaak tot het maken van kosten voor arbeidsrechtelijke rechtsbijstand in de het rechtstreekse gevolg was van de inverzekeringstelling van verzoeker.

Uit het verhandelde in raadkamer is gebleken dat de kosten zijn gemaakt omdat de werkgever had aangegeven binnen een jaar na de inverzekeringstelling van verzoeker helderheid wenste over de afloop van de vervolging en bij uitblijven daarvan te overwegen een ontslagprocedure tegen verzoeker te starten. Anders dan de verzoeker stelt zijn deze kosten niet het rechtstreekse gevolg van de inverzekeringstelling zodat artikel 89 Sv voor de vergoeding daarvan geen grondslag biedt. Het verzoek moet in zoverre worden afgewezen.

Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering tot een bedrag van € 105,00.


Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv

Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak.

Gronden van billijkheid zijn eveneens aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure.

Beslissing

Het hof kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 105,00 en kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 12.262,80.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^