Veroordeling wegens verduistering in dienstbetrekking en gewoontewitwassen. Verdachte heeft in strijd met interne gedragsregels gehandeld met een door hemzelf beheerde beleggingsrekening bij een buitenlandse beleggingsonderneming.

Gerechtshof Amsterdam 28 augustus 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3512 De verdachte is op 15 november 2008 (opnieuw) in dienst getreden bij ING. Hij was specialist in optiehandel. Uit hoofde van zijn functie als Senior Trader had de verdachte een ‘profit and loss target’ van 2 miljoen euro op jaarbasis om te handelen in effecten namens ING en voor rekening van ING, teneinde per saldo winsten voor ING te genereren. De verdachte handelde namens ING onder andere op de beurzen in Chicago (Chicago Board of Trade, CBOT), Londen (LIFFE) en Frankfurt (EUREX).

Gedurende het einde van 2009 bekroop de verdachte het gevoel dat hij eigenlijk niets meer te zoeken had in zijn vak. Dit werd volgens de verdachte mede veroorzaakt door een aaneenschakeling van zakelijke teleurstellingen (waaronder de aankondiging dat hij, ondanks zijn goede prestaties, maar niet op een bonus moest rekenen) en zijn constatering dat ‘ironisch genoeg uitgerekend de ‘managers’ die de bank hebben laten klappen er uiteindelijk allemaal nog zitten dankzij de centen van de belastingbetaler, en dat uitgerekend zij wegkomen met een steeds grotere graai uit de pot ten koste van de mannen die het geld verdienen voor de bank’, waaronder hijzelf.

De verdachte zat destijds financieel aan de grond en via een ‘handigheidje’ wilde hij geld verdienen. Dat gebeurde via een op naam van zijn toenmalige echtgenote gestelde, maar door de verdachte beheerde, beleggingsrekening met rekeningnummer 1 bij Interactive Brokers (UK) Ltd. (IBUK) aan de ene kant en ING aan de andere kant. Opdrachten aan IBUK gaf de verdachte via zijn privé BlackBerry vanaf zijn werkplek, onder meer op de wc. Met de transacties werd door verdachte geld verdiend, waardoor een startkapitaal werd gegenereerd om winst te kunnen maken met andere producten waar ING niets mee van doen had. De verdachte bleek echter een slechte handelaar in aandelen en om de beleggingsrekening bij te vullen, werden daarom steeds weer nieuwe optietransacties uitgevoerd.

Blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep was de verdachte zich ervan bewust dat hij hiermee in strijd handelde met de voor hem van toepassing zijnde gedragsregels, welke uit hoofde van de gesloten arbeidsovereenkomst en de functie van de verdachte binnen ING op hem van toepassing waren. Het hof wijst in dit verband op de Generic Insider Regulation (GIR), welke aangaf in welke gevallen en onder welke voorwaarden door ING medewerkers privé mocht worden gehandeld. Uit de gedragingen van de verdachte volgt dat hij daaraan in ieder geval niet heeft voldaan. Daarnaast gold voor de afdeling Commercial Banking, waar de verdachte onder viel, een additionele Compliance Code. Voor de medewerkers van de afdeling Financial Markets and Equity Markets (“IRFEM”) in het bijzonder, waaronder eveneens de verdachte viel, gold bovendien nog een aanvullende regeling, namelijk de “pre-approval” controle van de afdeling Compliance op in te leggen privé-orders. Uit het dossier volgt dat de verdachte zich ook aan deze regeling niet heeft gehouden.

De verdachte heeft namens ING opties verkocht en via een door hem beheerde IBUK-rekening een overeenkomstige tegenorder geplaatst. Vervolgens heeft hij deze opties binnen een korte tijdsperiode (minuten/uren) namens ING weer teruggekocht, waarbij de prijs van de terugkoop steeds boven de prijs van de verkoop lag. ING is op het spoor van deze transacties gekomen door brieven van de CME Group (CME) van 2 en 18 mei 2011 waarin CME spreekt over de handelsactiviteiten van de verdachte op de beurs van Chicago en melding maakt van ‘problematic trading activity’ (door de verdachte, zo begrijpt het hof). Uit vervolgonderzoek van ING naar aanleiding van deze signalen van de CME Group is gebleken dat het gaat om ruim 30 transacties, waarbij de verdachte heeft gehandeld met de door hem beheerde IBUK-rekening.10

Feit 1: verduistering

Toe-eigening van enig goed

De verdediging heeft naar voren gebracht dat geen sprake is van toe-eigening van enig goed dat een ander toebehoort, nu de verdachte geen gelden van ING onder zich had, maar slechts een mandaat om te handelen op de beurs.

Het hof overweegt als volgt. Wat er zij van het mandaat en de strekking daarvan, de kern is dat de verdachte door middel van privé beleggingstransacties die niet kenbaar waren voor zijn werkgever en die hij heeft verricht in strijd met de op hem van toepassing zijnde gedragsregels zich persoonlijk heeft verrijkt. Het resultaat van de constructie van aan- en verkooporders met ING als tegenpartij is immers geweest dat de verdachte via de beurs op zijn IBUK-rekening gelden heeft verkregen ten laste van de ING. Daarom is er sprake van toe-eigening van gelden door de verdachte, toebehorende aan zijn toenmalige werkgever, ING.

Wederrechtelijkheid

De verdediging heeft voorts ten aanzien van feit 1 naar voren gebracht dat geen sprake is van wederrechtelijk handelen door verdachte. Immers heeft hij gehandeld binnen zijn mandaat en kan het handelen in strijd met de interne regels niet worden gezien als een strafrechtelijke wederrechtelijkheid.

Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld moet worden dat van wederrechtelijk toe-eigenen in de zin van artikel 321/322 Sr sprake is indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester over een goed dat aan een ander toebehoort, beschikt.

De verdachte heeft, zoals overwogen, in het kader van zijn dienstbetrekking en zonder daartoe gerechtigd te zijn – nu zijn handelen gericht was op niet-toegestane handel met een door hem beheerde beleggingsrekening bij een buitenlandse beleggingsonderneming – opdrachten tot aan- en verkoop van effecten gegeven.

De verdachte heeft deze handelingen verricht met de bedoeling geld te vergaren voor privédoeleinden. Hij heeft ter zitting in hoger beroep ook verklaard dat dit zijn doelstelling was en dat hij besefte dat het handelen met “twee petten” op hoogstwaarschijnlijk ten nadele van de winst voor ING zou zijn. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden deze handelingen te plegen. De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat ING in een Senior Trader moet kunnen stellen.

In dit kader is door de verdachte nog aangegeven dat er sprake was van, zoals hij dit noemt, ‘combinatiehandel’, namelijk dat hij tegelijkertijd handelde voor zichzelf èn voor ING. Voor het hof valt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vast te stellen of de transacties al dan niet deel uitmaakten van combinatiehandel. Voor zover dit al het geval was, doet dit aan het voorgaande echter niet af, nu blijft staan –zoals hierboven reeds uiteengezet- dat de verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn zichzelf heeft verrijkt ten koste van zijn toenmalige werkgever ING.

Gelet op het voorgaande worden de verweren van de verdediging verworpen.

Feit 2: gewoontewitwassen

Als gevolg van de hierboven beschreven wederrechtelijke transacties heeft de verdachte geldbedragen van in totaal ruim drie ton euro via de door hem beheerde IBUK-rekening voorhanden gehad. Deze bedragen zijn afkomstig uit een misdrijf dat door de verdachte zelf is gepleegd. Daarmee is de wetenschap van de verdachte dat het geld van misdrijf afkomstig was gegeven. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte het geld niet slechts voorhanden heeft gehad, maar dat hij het ook heeft omgezet en er gebruik van heeft gemaakt. De verdachte heeft met een gedeelte van dat geld gehandeld in aandelen en het andere deel overgeboekt naar zijn ABN Amro privérekening. Door zo te handelen, heeft hij de opbrengsten uit eigen misdrijf niet alleen aan het zicht van ING, maar ook aan dat van politie en justitie onttrokken. Anders dan de verdediging stelt, vormen dergelijke omzettingshandelingen wel degelijk strafbare handelingen, nu hiermee is voldaan aan het vereiste dat de witwasser van geld uit eigen misdrijf een handeling heeft verricht die erop gericht is om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen.

De verdachte heeft deze handelingen gedurende een periode van bijna anderhalf jaar verricht. Gelet op de stelselmatigheid en de lange periode van zijn handelen, is sprake van een gewoonte.

Vrijspraak van feit 2, tweede cumulatief/alternatief

Ten aanzien van het onder feit 2 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat het uitsluitend geleiden van de gelden naar de effectenrekening op naam van zijn toenmalige echtgenote, zoals tenlastegelegd, reeds onderdeel vormt van de verduistering. Het hof zal de verdachte van dit feit vrijspreken.

Bewezenverklaring

Feit 1: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.

Feit 2 eerste cumulatief/alternatief: een gewoonte maken van witwassen.

Strafoplegging

Het gerechtshof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 16 maanden.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^