Verjaring: voor de beantwoording van de vraag of het tlgd feit is verjaard, moet de tll worden beoordeeld naar de stand van het recht ttv de beantwoording van die vraag en niet naar de stand van het recht ttv het uitbrengen van de dagvaarding. HR verklaart OvJ alsnog niet-ontvankelijk.

Hoge Raad 1 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3441 Verdachte is in hoger beroep veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren met ontzegging de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden wegens overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. In deze zaak vindt ambtshalve beoordeling van de verjaring door de Hoge Raad plaats.

Beoordeling Hoge Raad

Zoals de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1998, NJ 2010/231, geldt in geval van verandering van wetgeving met betrekking tot de verjaring naar hedendaagse rechtsopvatting in strafzaken als uitgangspunt dat deze verandering direct van toepassing is, met dien verstande dat een reeds voltooide verjaring wordt geëerbiedigd. Dit uitgangspunt geldt ook voor verlenging van lopende verjaringstermijnen. Dit is niet anders indien de verlenging van de verjaringstermijn een uitvloeisel is van de invoering van een strafverzwarende omstandigheid.

Hieruit vloeit voort dat voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde feit is verjaard, de tenlastelegging moet worden beoordeeld naar de stand van het recht ten tijde van de beantwoording van die vraag en dus niet naar de stand van het recht ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding.

Dit betekent in het onderhavige geval dat bij de beoordeling van de verjaring moet worden uitgegaan van art. 175 WVW 1994 zoals dat thans luidt en dat de tenlastelegging moet worden verstaan in overeenstemming met die (huidige) bepaling. Dat brengt mee dat bij de beoordeling van de verjaring ervan moet worden uitgegaan dat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, kort gezegd, roekeloos rijgedrag in de zin van het huidige art. 175 WVW 1994 en (impliciet) subsidiair aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag en voorts meer subsidiair hetgeen in de tenlastelegging als "subsidiair" is aangeduid. Nu echter het Hof de verdachte heeft vrijgesproken van het roekeloze rijgedrag en het beroep kennelijk niet tegen deze vrijspraak is gericht, staat dat onderdeel van de tenlastelegging niet ter toetsing in cassatie.

Het tenlastegelegde aanmerkelijk onvoorzichtig rijden dat wel aan de beoordeling door de Hoge Raad is onderworpen, is bij art. 6 in verbinding met de art. 175 en 178 WVW 1994, zoals deze bepalingen thans luiden, strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en drie maanden is gesteld. Het (meer) subsidiair tenlastegelegde sub 1 en 2 is bij art. 163 onderscheidenlijk art. 8 in verbinding met de art. 176 en 178 WVW 1994 strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden is gesteld. Het (meer) subsidiair tenlastegelegde sub 3 is bij art. 5 in verbinding met de art. 177 en 178 WVW 1994 strafbaar gesteld als overtreding.

De feiten zijn volgens de tenlastelegging begaan op of omstreeks 1 november 2002. Wat betreft de misdrijven beloopt de verjaringstermijn ingevolge art. 70, eerste lid aanhef en onder 2˚, in verbinding met art. 72, tweede lid, Sr in het onderhavige geval ten hoogste twee maal zes jaren. Wat betreft de overtreding beloopt de verjaringstermijn op grond van het tweede lid van art. 72 Sr tien jaren.

Uit het vorenstaande volgt dat met betrekking tot alle tenlastegelegde feiten, voor zover die aan het oordeel van de Hoge Raad zijn onderworpen, het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen. De Hoge Raad zal daarom, met vernietiging van de bestreden uitspraak, de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Rechtbank Amsterdam is vernietigd en verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^