Vergoeding voor werkzaamheden ten behoeve van beklagzaak

Rechtbank Limburg 28 januari 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:764

Samenvatting

De rechtbank is van oordeel dat de beklagzaken ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering juridisch eenvoudig van aard zijn en een vast stramien volgen. Gelet hierop, op de werkzaamheden die gepaard gaan met een beklagzaak en op het feit dat voor eventuele andere werkzaamheden een verzoek tot vergoeding ingediend kan worden na onder andere sepot of vrijspraak, komt de rechtbank tot het oordeel dat het in de rede ligt voor de vergoeding voor werkzaamheden ten behoeve van de beklagzaak ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering forfaitaire bedragen te hanteren. Daarbij zoekt de rechtbank aansluiting bij de forfaitaire bedragen die gehanteerd worden ten aanzien van de verzoeken ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.

Het standpunt van de verzoekster

De raadsman van verzoekster heeft gepersisteerd bij het reeds ingediende verzoekschrift.

In de raadkamer heeft de raadsman verder aangevoerd dat voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift een standaardvergoeding van € 280,00 c.q. € 550,00 wordt gevraagd. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat er in de klaagschriftprocedure sprake was van een omvangrijk dossier. Gelet op de grote omvang van de zaak heeft mr. Van Wijk veel tijd aan de zaak moeten besteden. Het betrof geen standaard(beklag)zaak. Bij het toekennen van de standaardtarieven die cliënt in het kader van de klaagschriftprocedure heeft gemaakt blijft deze met een schadepost van ongeveer € 2.000 zitten. Dit is niet rechtvaardig nu de rechtbank het klaagschrift gegrond heeft verklaard. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat er namens cliënt meerdere malen bij het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) is verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen auto. Hier is door het OM niet aan voldaan, omdat het OM zich op het standpunt heeft gesteld dat het beslag gehandhaafd diende te blijven. Gelet hierop heeft de verdediging zich genoodzaakt gezien om een klaagschrift tegen de inbeslagname in te dienen, tengevolge waarvan de nodige kosten zijn gemaakt.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift dient te worden afgewezen, subsidiair de verzochte kostenvergoeding dient te worden gematigd. De officier van justitie vraagt zich af waarom de raadsman geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid conform artikel 590, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Voornoemde bepaling biedt de mogelijkheid om in een klaagschriftprocedure tegelijkertijd een verzoek tot kostenvergoeding conform artikel 591a Sv in te dienen. Voorts merkt de officier van justitie op dat er standaardtarieven zijn vastgesteld voor de indiening en de behandeling van klaagschriften. Gelet op het voorgaande is het de officier van justitie niet duidelijk geworden waarom verzochte kostenvergoeding zo hoog is.

Beoordeling Rechtbank

De kosten raadsman/raadsvrouw

De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om verzoekster een bedrag toe te kennen als vergoeding voor de kosten van een raadsman/raadsvrouw in het kader van de gegrond verklaarde beklagzaak ex artikel 552a Sv. De rechtbank is van oordeel dat de beklagzaken ex artikel 552a Sv juridisch eenvoudig van aard zijn en een vast stramien volgen. De rechtbank verwijst voor dit laatste naar de uitspraak van de Hoge Raad van 28 september 2010, LJN BL2823. Gelet hierop en op de werkzaamheden die gepaard gaan met een beklagzaak (dossierstudie voor enkel het beklag, het indienen van een [standaard] beklag en het verschijnen ter zitting) en het feit dat voor eventuele andere werkzaamheden een verzoek tot vergoeding ingediend kan worden na onder andere sepot of vrijspraak, komt de rechtbank tot het oordeel dat in de rede ligt voor de vergoeding voor werkzaamheden ten behoeve van de beklagzaak ex 552a Sv forfaitaire bedragen te hanteren. Daarbij zoekt de rechtbank aansluiting bij de forfaitaire bedragen die gehanteerd worden ten aanzien van de verzoeken ex artikel 89 Sv. De forfaitaire bedragen voor de vergoeding van kosten in de beklagprocedure stelt de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vast op € 830,-- inclusief BTW, zijnde € 550,-- inclusief BTW (€ 454,55 exclusief BTW voor kosten rechtsbijstand in de 552a Sv-procedure en € 280,-- inclusief BTW (€ 231,40 exclusief BTW) voor het indienen van dit verzoek.

Nu verzoekster een rechtspersoon is die de BTW kan terugvragen, zal aan haar bedragen ex BTW toegewezen worden.

Omwille van proceseconomie en ter voorkoming van onnodige kosten kan van een klager in een beklagprocedure ex artikel 552a Sv wel verlangd worden dat hij gelijktijdig met zijn beklag tegen de inbeslagname tevens verzoekt om de vergoeding van de door hem gemaakte kosten in die procedure. In een dergelijk geval zullen tijdens de behandeling ter zitting beide aangelegenheden besproken kunnen worden, hetgeen een aparte zitting voor de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand overbodig maakt. Nu de hiervoor beschreven wijze van afdoening van verzoeken om vergoeding van rechtsbijstand in een beklagprocedure nog niet (bij verzoeker) bekend was, is het redelijk en billijk dat (tot 1 maart 2014) de kosten voor de (inhoudelijke) zitting waarbij het verzoek om vergoeding van rechtsbijstand in een beklagprocedure behandeld wordt ook vergoed worden Daarom zal aan verzoekster voor de kosten van het indienen van het verzoek en de inhoudelijke behandeling van het verzoek ter zitting aan verzoekster geen € 231,40 maar € 454,55 exclusief BTW toegewezen worden.

De reiskosten/reis- en verblijfkosten

De rechtbank zal de verzochte vergoeding van reiskosten van € 12,88 afwijzen, nu deze kosten niet gemaakt zijn door verzoekster, maar door de heer Letters die als belanghebbende opgeroepen was.

Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank aan de verzoekster een totaalbedrag toekennen van € 909,10 exclusief BTW.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^