Verdachte heeft meermalen zwart geld vanuit Nederland naar Zwitserland vervoerd en zich dus schuldig gemaakt aan witwassen

Rechtbank Noord-Nederland 4 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4204 De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in 2011 en 2012 een aantal malen zwart geld heeft vervoerd naar Zwitserland. Daarmee heeft hij een ondersteunende, maar wel belangrijke rol gespeeld bij een crimineel samenwerkingsverband dat zich jarenlang en op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan onder meer belastingfraude en valsheid in geschrifte.

Omzet

In de diverse clubs van naam bedrijf werd de omzet per dagdeel (voornamelijk contante inkomsten uit de verhuur van kamers aan prostituees en de verkoop van drank, alsmede de vergoedingen die prostituees betalen voor het overnachten op de club en de aanschaf van condooms) bijgehouden door de managers. Aan het eind van de week werden de dagopbrengsten door hen in een handgeschreven weekoverzicht gezet. Enkele managers noteerden de omzet van de club (ook) wekelijks in een agenda. Per week werden de dag- en weekoverzichten, samen met het contante geld, de creditcardslips en de pinbonnen in een envelop gedaan.

De managers mochten per werkdag 25% van de omzet houden. Zij haalden dat bedrag uit de contante inkomsten. Het contractueel afgesproken netto minimumloon dat ze (per bank) al hadden ontvangen, dienden ze hiermee te verrekenen. Veelal gebeurde dat door aan het eind van de maand het per bank uitbetaalde loon contant terug te storten in de enveloppen.

De enveloppen met daarin de contante omzet werden wekelijks bij de clubs opgehaald, meestal door de verdachte, maar ook wel door medeverdachte 2 of medeverdachte 5. De enveloppen werden vervolgens doorgaans naar medeverdachte 5, en soms, bij afwezigheid van medeverdachte 5, naar medeverdachte 2 of medeverdachte 4 gebracht.

Dubbele boekhouding

Door medeverdachte 5 (of, bij afwezigheid van medeverdachte 5, door medeverdachte 2 ) werden de weekomzetten van de clubs overgeschreven op een kladbriefje. Het opgehaalde geld werd dan per club door hem opgeteld en in een andere kolom op hetzelfde kladbriefje genoteerd. Op de achterzijde werd de verdeling van de opbrengsten per soort eurobiljet, creditcardslips en pinopbrengsten aangegeven.

Vervolgens halveerde medeverdachte 5 (of in diens afwezigheid, medeverdachte 2 ) de weekomzetten en zette hij het resulterende bedrag om in een op 1 decimaal afgerond getal (zodat bijvoorbeeld een weekomzet van €4.625 werd omgezet in 2.3 en een weekomzet van € 5.718,-- in 2.8). Deze getallen werden vervolgens per club telefonisch (veelal per voicemail of per sms-bericht) doorgegeven aan medeverdachte 1, later ook wel aan medeverdachte 2 .

De doorgegeven, gehalveerde, omzetten werden door medeverdachte 1 met de hand genoteerd op een briefje, waarbij overigens in veel gevallen het bedrag eerst nog een tweede keer werd verlaagd. Daarna maakte medeverdachte 5 op basis van deze briefjes “nieuwe” dagoverzichten op, op soortgelijke blokken als daarvoor in de clubs werden gebruikt. Deze dagoverzichten werden samengevoegd tot weekbundels, met de handgeschreven briefjes van medeverdachte 1 als voorblad, waarna medeverdachte 5 de herschreven weektotalen digitaal wegzette op zijn externe harde schijf.

Uit een vergelijking tussen de weekcijfers zoals die blijken uit de in beslag genomen agenda’s (waarin de werkelijke weekomzet stond genoteerd), de onder medeverdachte 5 in beslag genomen versies van de administratie en de “officiële” boekhouding zoals die bij persoon 1 is aangetroffen blijkt dat tot bijna 65% van de werkelijke omzet buiten de boeken werd gehouden.

Het in de boekhouding te verantwoorden deel van de omzet werd door medeverdachte 5 gestort op de bankrekening van naam bedrijf. Het niet-verantwoorde deel van het bij de clubs opgehaalde contante geld, alsmede de oorspronkelijke door de managers opgemaakte weekomzetten, werd door medeverdachte 5, en in voorkomende gevallen door medeverdachte 2, naar de woning van medeverdachte 4 aan de adres 2 in pleegplaats 3 gebracht. Het contante geld bracht medeverdachte 4 naar een safeloket bij de Rabobank te pleegplaats 3. De oorspronkelijke administratie verbrandde zij in haar open haard.

De door medeverdachte 5 samengestelde weekbundels en de door medeverdachte 4 opgemaakte kasboeken (met daarin het te verantwoorden deel van de omzet) werden vervolgens overgedragen aan de boekhouder persoon 1, die aan de hand van deze (fictieve) gegevens de belastingaangiftes van naam bedrijf verzorgde.

Tussenconclusie

Op grond van al het voorgaande kan als vaststaand worden aangenomen dat een deel van de omzet van de clubs buiten de boekhouding werd gehouden. Het overgebleven deel bleef door de hierboven beschreven vervalsing van de relevante administratieve bescheiden buiten het zicht van iedereen behalve de betrokken verdachten. Het buiten de boekhouding gehouden deel van de omzet kan dan ook (vanaf dat moment) worden aangemerkt als geld dat afkomstig is uit misdrijf, namelijk de gepleegde valsheid in geschrifte. De stelling van de verdediging dat pas sprake zou kunnen zijn van zwart geld op het moment dat dit geld niet of niet geheel bij de belastingaangifte van naam bedrijf werd opgegeven, deelt de rechtbank derhalve niet.

Reizen naar Zwitserland

Verdachte heeft verklaard dat hij vier of vijf keer in opdracht van medeverdachte 1 naar pleegplaats 7 in Zwitserland is gereden om daar een pakket af te leveren bij het kantoor van medeverdachte 3. In het dossier zijn een drietal reisbewegingen (in de maanden juni, september en november 2012) geobserveerd en nader onderzocht. Uit die observaties en dat onderzoek blijkt het volgende.

In alle drie de onderzochte gevallen onderhield verdachte voorafgaand aan zijn vertrek naar Zwitserland telefonisch contact met medeverdachte 4, medeverdachte 5 of medeverdachte 1, waarbij werd afgesproken op welke dag en op welk tijdstip hij langs zou komen bij de woning van medeverdachte 4 in pleegplaats 3. Uit de observaties blijkt dat verdachte op het afgesproken dag en tijdstip inderdaad bij medeverdachte 4 langsreed. Verder blijkt uit de door de politie onderzochte administratie met betrekking tot het safeloket van de Rabobank in pleegplaats 3, waar, zoals hierboven is beschreven, in ieder geval een deel van de buiten de boeken gehouden contante omzet door medeverdachte 4 werd bewaard, dat zij elke keer voorafgaand aan het bezoek van verdachte naar het safeloket toeging en iets ophaalde.

In de woning van medeverdachte 4 ontving verdachte, zo heeft hij zelf ook erkend, van haar het pakket dat hij naar pleegplaats 7 diende te vervoeren. Gelet op het hierboven weergegeven samenstel van feiten en omstandigheden, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat dit pakket het zwarte geld uit het safeloket bevatte. Na ontvangst van het pakket reed verdachte daarmee naar pleegplaats 7 en leverde hij dit af ten kantore van medeverdachte 3.

Naar het oordeel van de rechtbank staat aldus buiten redelijke twijfel vast dat verdachte van misdrijf afkomstig geld naar Zwitserland vervoerde. Dat er mogelijk ook door anderen of via andere routes geld naar medeverdachte 3 werd gebracht, zoals de verdediging heeft betoogd, kan op grond van de bevindingen van de politie zeker niet worden uitgesloten, maar doet aan de conclusie dat verdachte in ieder geval een deel van de buiten de boeken gehouden omzet naar Zwitserland heeft meegenomen niet af. Anders dan de verdediging heeft gesteld, acht de rechtbank het derhalve niet noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar alternatieve geldstromen, bijvoorbeeld via de Britse Maagdeneilanden.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, zo al zou moeten worden aangenomen dat er van misdrijf afkomstig geld zat in de pakketten die verdachte naar Zwitserland bracht, niet kan worden bewezen dat verdachte daarvan op de hoogte was.

De rechtbank acht deze stelling evenwel niet geloofwaardig, gelet op de inhoud van een aantal telefoongesprekken die de politie heeft afgeluisterd, in het bijzonder een gesprek op 26 september 2012 waarin verdachte tegen zijn zus zegt dat hij de dag erna naar Zwitserland moet rijden om daar “het zwarte geld” weg te brengen. Deze opmerking sluit naadloos aan bij de bevindingen van de politie, namelijk dat verdachte op diezelfde dag een bezoek heeft gebracht aan medeverdachte 4, dat medeverdachte 4 de middag daarvoor iets had opgehaald uit haar safeloket, en dat verdachte op 27 september 2012 inderdaad via Duitsland naar Zwitserland is gereden. Dat de opmerking als grap zou zijn bedoeld, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, kan de rechtbank, gelet op deze bevindingen, niet volgen.

Daarnaast kan worden gewezen op een tweede gesprek op 26 september 2012, ditmaal tussen verdachte en zijn dochter, waarin verdachte, kort na zijn bezoek aan medeverdachte 4, opmerkt dat hij “net bij medeverdachte 4 was geweest en de poen heeft opgehaald”. Ook deze opmerking sluit naadloos aan bij de eerder hierboven beschreven gang van zaken, waarbij medeverdachte 4 telkens kort voor het bezoek van verdachte het safeloket bezoekt waarin het buiten de boekhouding gehouden contante geld werd bewaard.

Ten slotte wijst de rechtbank op een telefoongesprek tussen verdachte en zijn zoon op 7 november 2012, waarin verdachte – kort na een bezoek aan medeverdachte 4 – vertelt dat hij weer naar Zwitserland gaat, waarop zijn zoon reageert met de woorden: “Hij zet zeker flink om, die medeverdachte 1”.

Al het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op meerdere momenten bewust en in vereniging met anderen van misdrijf afkomstige geldbedragen naar Zwitserland heeft vervoerd, en dat hij zodoende een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen door van dit geld de werkelijke aard, herkomst en verplaatsing te verhullen, één en ander zoals onder feit 1 is tenlastegelegd.

Criminele organisatie

Uit hetgeen de rechtbank hiervoor in algemene zin heeft overwogen ten aanzien van de werkwijze bij naam bedrijf, blijkt genoegzaam dat tussen de in feit 2 genoemde natuurlijke en rechtspersonen op duurzame en structurele wijze werd samengewerkt om een deel van de omzet van de seksclubs die door naam bedrijf werden geëxploiteerd buiten de administratie en de belastingheffing te houden. Uit de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen blijkt buiten redelijke twijfel dat deze zwarte omzet, nadat het geld naar medeverdachte 3 in Zwitserland was gebracht, via een schijnconstructie met een drietal Zwitserse vennootschappen werd witgewassen doordat het geld werd geïnvesteerd in onroerend goed in Nederland dat in gebruik was of kwam bij naam bedrijf of (de familie van) verdachte medeverdachte 1, of via fictieve leningen aan naam bedrijf ten goede kwam. Deze vorm van samenwerking om misdrijven als witwassen, belastingontduiking en valsheid in geschrifte te plegen, kan zonder meer als een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht (Sr) worden beschouwd.

De rol van verdachte binnen deze organisatie kan als ondersteunend worden aangemerkt. Zijn taak bestond eruit om als koerier in opdracht van medeverdachte 1 en in samenwerking met (vooral) medeverdachte 4 en (in mindere mate) medeverdachte 5 zwart geld naar medeverdachte 3 te brengen, die hiermee de activiteiten van de Zwitserse vennootschappen financierde.

De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de hierboven beschreven criminele organisatie, zoals onder 2 aan hem is tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: medeplegen van gewoontewitwassen;
  • Feit 2: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafoplegging

Rekening houdend met het relatief beperkte aandeel van de verdachte, zijn leeftijd en zijn gezondheidstoestand legt de rechtbank een werkstraf op van 180 uur en een gevangenisstraf gelijk aan het ondergane voorarrest (7 dagen).

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^