Uitleg Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving verontreinigd papier-, kunststof- en metaalafval

Rechtbank Rotterdam 11 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10626

Parketnummer 83/217381-19

Bewezenverklaring: Overbrenging naar India van containers met oud papier en karton, zonder voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35 van de EVOA.

Standpunt verdediging

Naam rechtspersoon heeft zich niet beziggehouden met overbrenging van afvalstromen van oud papier, karton en papierproducten die waren vermengd met gevaarlijke afvalstoffen in de zin van de EVOA. Weliswaar is het mogelijk dat de onderhavige partij oud papier en karton andersoortig afvalmateriaal bevatte, maar het gewicht van die andere afvalstoffen bedroeg niet meer dan ten hoogste 2% van het totale gewicht van deze partij. Uit beleidsregels van de Nederlandse overheid, in het bijzonder artikel 2 van de Beleidsregel van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 1 december 2015 nr. IENM/ILT-2015/47411 (hierna: de Beleidsregel), volgt dat een dergelijke partij met andere afvalstoffen vermengd oud papier mag worden aangemerkt als zogenoemde groene lijst-afvalstof, namelijk een afvalstof van bijlage III van de EVOA, ingedeeld onder de code B3020.

De EVOA bevat geen verbod om deze (groene lijst)afvalstof zonder voorafgaande kennisgeving en toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten over te brengen naar India. Derhalve is er geen sprake van - en kan dus niet bewezen worden - dat naam rechtspersoon in strijd met de EVO heeft gehandeld, zodat vrijspraak dient te volgen.

Beoordeling door rechtbank

Volgens artikel 2, onder 35, van de EVOA - voor zover hier relevant - is illegaal de overbrenging van afvalstoffen:

a) zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening, of

b) zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening.

Artikel 37 van de EVOA luidt – voor zover hier relevant – als volgt:

1. (…)

Elk land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, beschikt over de volgende mogelijkheden: …

b) een voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35; …

5. In geval van overbrenging van niet in bijlage III onder één code ingedeelde afvalstoffen, van niet in bijlage III of III A onder één code ingedeelde mengsels van afvalstoffen of van in bijlage III B ingedeelde afvalstoffen, geldt lid 1, onder b, van dit artikel. (...)

In bijlage III van de EVOA (de Groene Lijst) wordt verwezen naar Bijlage IX van het Verdrag van Bazel, waarin onder meer code B3020 is opgenomen:

B3020 papier, karton en papierproducten

de volgende materialen mits deze niet vermengd zijn met gevaarlijke afvalstoffen:

oud papier of karton:

- ongebleekt papier of karton of gegolfd papier of golfkarton;

- overig papier en karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt chemisch pulp, dat niet in bulk is gekleurd;

- papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt gebleekt mechanisch pulp (b.v. kranten, tijdschriften en soortgelijk drukwerk);

- overige met inbegrip van:

1) gelamineerd karton;

2) ongesorteerd afval.

Het staat niet ter discussie dat de afvalstromen die naam rechtspersoon wenste over te brengen niet zijn aan te merken als afvalstoffen in de zin van Bijlage III A of III B.

Naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde verweer dat op grond eerdergenoemde Beleidsregel de onderhavige partij met andere afvalstoffen vermengd partij oud papier als groene lijst-afvalstof van Bijlage III van de EVOA, ingedeeld onder code B3020, kan worden aangemerkt, overweegt de rechtbank als volgt.

De EVOA kent geen bepaalde (maximum) percentages andersoortige afvalstoffen waarmee een bepaalde afvalstof mag zijn verontreinigd om toch nog te mogen worden ingedeeld onder de specifiek voor die afvalstof geldende code. In tegendeel, de EVOA (en daarop gebaseerde rechtspraak van het Europese Hof in Luxemburg) sluit in beginsel iedere mate van verontreiniging met andersoortige afvalstoffen uit van de mogelijkheid van een dergelijke indeling. Met name, toegespitst op de onderhavige zaak, kent de EVOA in de definitie voor de Groene Lijst-afvalstof papier, karton en papierproducten met code B3020 geen maximaal toelaatbaar percentage andersoortige componenten (verontreiniging).

Uit het voren overwogene vloeit voort dat elke verontreiniging van een partij oud papier/karton met andersoortige afvalstoffen maakt dat deze partij niet langer als Groene Lijst-afvalstof met code B3020 kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval de overgebrachte partij oud papier mede bestond uit andersoortige afvalstoffen en dat derhalve sprake is van een niet onder één code in te delen mengsel van afvalstoffen. Voor deze partij afvalstoffen geldt dat zij alleen mag worden overgebracht met voorafgaande toestemming (de kennisgevingsprocedure) als bedoeld in artikel 37 lid 5 van de EVOA. Nu vaststaat dat in dit geval deze procedure niet is gevolgd, is de lading in strijd met artikel 2, lid 35, sub a en/of b van de EVOA overgebracht.

Conclusie

De verweren worden verworpen. Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.

Parketnummer 83/217381-19

Het bewezen feit levert op: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

Standpunt verdediging

Voor zover naam rechtspersoon heeft gehandeld in strijd met de EVOA, is met betrekking tot de zaak met parketnummer 83/217381-19 sprake van een strafuitsluitingsgrond. De EVOA is een complexe regeling bij de toepassing waarvan er veel discussie is over de juiste kwalificatie van afvalstromen, de verwerkingswijze en de te volgen procedures. De Nederlandse overheid heeft beleidsregels gepubliceerd, waaronder de bovengenoemde Beleidsregel, die als hulpmiddel moeten dienen bij de kwalificatie van een mengsel van afvalstoffen. Daaruit volgt dat de verontreiniging van kunststof of papier maximaal twee gewichtsprocent mag zijn. naam rechtspersoon heeft gehandeld naar die beleidsregel en uit onderzoek door de inspecteurs volgt niet dat de papierstroom van naam rechtspersoon met meer dan die 2% verontreinigd is. Derhalve dient naam rechtspersoon te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Beoordeling

Het gegeven dat de Inspectie Leefomgeving en Transport bij voormelde Beleidsregel heeft bepaald dat voortaan het beleid gevoerd zal worden dat papierafval als bedoeld in Bijlage III en zoals omschreven bij code B3020 van de EVOA maximaal twee gewichtsprocent aan andere componenten dan papier mag bevatten, doet aan de (rechtstreekse) werking van de EVOA-regelgeving en daarmee aan het strafrechtelijk kader niet af. Deze Beleidsregel is immers ‘slechts’ een instructienorm, die zich richt tot met bestuursrechtelijke handhaving van de EVOA belaste ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT). Bovendien betreft dit regelgeving van lagere rang dan de via artikel 10.60 Wm van toepassing verklaarde EVOA. De werking van de EVOA kan derhalve niet worden beperkt door de Beleidsregel. Reeds om deze redenen faalt het verweer.

Conclusie

Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Parketnummer 83/127572-18

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van naam rechtspersoon uitsluit.

Naam rechtspersoon is strafbaar.

Parketnummer 83/217381-19

Standpunt officier van justitie

naam rechtspersoon kon aan de Beleidsregel niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de overbrenging van de onderhavige partij met andere afvalstoffen verontreinigde partij oud papier was toegestaan.

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier niet blijkt of de (controle)ambtenaren van de Douane en/of de ILT - door middel van wegingen(en) - hebben onderzocht of de door naam rechtspersoon overgebrachte partij papierafval meer dan maximaal twee gewichtsprocent aan andere componenten dan papier bevatte. naam rechtspersoon heeft betwist dat deze gewichtsnorm door haar was overschreden, welke stelling als zodanig niet door de officier van justitie is betwist.

De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van naam rechtspersoon dat de verontreiniging met andere afvalcomponenten niet meer betrof dan twee gewichtsprocent van het totaal.

Artikel 2 (Criteria papierafval) van de Beleidsregel bepaalt:

1. Ter bepaling of een partij met andere componenten verontreinigd of Samengesteld papierafval in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving kan worden aangemerkt als papierafval als bedoeld in bijlage III en zoals omschreven bij code B3020 van bijlage V van de EVOA, controleert de inspecteur of het betrokken afval voldoet aan de criteria in het tweede tot en met het vijfde lid. Indien de inspecteur constateert dat de partij papierafval niet voldoet aan deze criteria, wordt de partij als een niet-ingedeelde afvalstof gekwalificeerd.

2. Papierafval bevat geen gevaarlijke afvalstoffen.

3. Papierafval is zoveel mogelijk ontdaan van:

a. etensresten en ander organisch restmateriaal; en

b. zichtbaar verbrand materiaal.

4. Papierafval bevat maximaal twee gewichtsprocent aan andere componenten dan papier.

5. Het gehalte aan vocht in papierafval bedraagt maximaal twaalf gewichtsprocent.

Artikel 2 en/of andere bepalingen van de Beleidsregel bevat(ten) geen (nadere) definiëring van het begrip “andere componenten dan papier”.

In de toelichting op de Beleidsregel wordt (onder de artikelsgewijze toelichting op de afzonderlijke artikelen) ten aanzien van artikel 2, lid 4 vermeld: “In het vierde lid is het criterium van 2 procent voor andere componenten vermeld. Deze waarde komt overeen met de waarden die de papierbranche en het belangrijkste bestemmingsland hanteren”.

Voorts wordt in de toelichting (onder het kopje Aanpassing beleidsregel, in het kader van beschouwingen over de vraag of voor asbest in metaalafval niet dezelfde grenswaarde als uit de asbestregelgeving kan worden aangehouden) onder andere overwogen: “Groene Lijst-afvalstoffen zijn ongevaarlijke monostromen die geen andere componenten bevatten, Zoals eerder aangegeven bevat de omschrijving bij de code vaak de zinsnede ‘mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen’ of ‘mits deze niet vermengd zijn met gevaarlijke afvalstoffen’. Hieruit kan worden afgeleid dat de WEVOA er vanuit gaat dat afvalstoffen van de groene lijst niet gemengd zijn met andere afvalstoffen en (vrijwel) schoon zijn. In de praktijk blijkt wel dat vrijwel nooit sprake is van een afvalstof die voor 100 procent uit papier, kunststof of metaal bestaat, maar dat deze vrijwel altijd in meer of mindere mate is verontreinigd met andere afvalstoffen. Dat zijn stoffen die inherent zijn aan de afvalstof en geen extra risico’s vormen bij afvoer en nuttige toepassing”.

De Beleidsregel is gepubliceerd in de Staatscourant 2015, 43221. De verdachte mocht er dan ook bij haar overbrenging van de in de tenlastelegging bedoelde afvalstoffen vanuit gaat dat bij een eventuele inspectie van die partij afvalstoffen de (inspecteurs van de) douane en/of ILT toepassing zouden gelden aan de regels van voormelde Beleidsregel. Zoals reeds hiervoor overwogen, is in artikel 2 en/of andere bepalingen van deze Beleidsregel geen (nadere) definiëring van het begrip “andere componenten dan papier” opgenomen.

De toelichting op de Beleidsregel, met name de hiervoor aangehaalde beschouwingen in deze toelichting, bevat(ten) evenmin een duidelijke definiëring. Zo is bijvoorbeeld niet zonder meer duidelijk wat feitelijk dient te worden verstaan onder het begrip ‘inherente’ stoffen. Dit schept onduidelijkheid, ook voor inspecteurs en overige toezichthoudende ambtenaren, hoe met deze beleidsregel moet worden omgegaan, hetgeen overigens ook naar voren komt uit het dossier. Gelet hierop en de omstandigheid dat, naar naam rechtspersoon eveneens onweersproken heeft gesteld, eerder containers met soortgelijke partijen vervuild papierafval door de Douane in Velsen zijn gecontroleerd en ongehinderd konden worden overgebracht, heeft naam rechtspersoon aan genoemde bepaling in de Beleidsregel het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat het haar was toegestaan om oud papier dat was verontreinigd met niet meer dan twee gewichtsprocent andere afvalstoffen over te brengen van Nederland naar India.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is er een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit.

Naam rechtspersoon is niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Motivering straf

Parketnummer 83/127572-18

De straf die aan naam rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Naam rechtspersoon heeft 15 zeecontainers met daarin oud papier en karton willen overbrengen naar Indonesië, terwijl die overbrenging niet gepaard ging met de ingevolge de bepalingen van de EVOA vereiste informatie. De geschonden bepalingen in de EVOA beogen internationale transporten van afvalstoffen te volgen en te reguleren teneinde ongewenste gevolgen dan wel risico’s voor het milieu te vermijden. Het doel van de EVOA is namelijk te voorkomen dat verontreinigde partijen afval ongecontroleerd de grens passeren, waardoor de bevoegde autoriteiten zich niet goed op de hoogte kunnen stellen en niet alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. naam rechtspersoon heeft met haar handelen de integriteit van het controlesysteem van de EVOA geschonden en de bij de milieuvoorschriften betrokken belangen van bescherming van het milieu ondermijnd.

Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete opleggen. Bij de bepaling van de hoogte heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2019 waaruit blijkt dat naam rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft voorts, in het voordeel van naam rechtspersoon, rekening gehouden met de omstandigheid dat zij maatregelen heeft getroffen om herhaling van deze strafbare feiten te voorkomen. Aangezien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, wordt in het voordeel van naam rechtspersoon afgeweken van de door de officier van justitie gevorderde hoogte van de geldboete. De rechtbank acht na te noemen straf passend en geboden.

Strafoplegging

  • geldboete van €3.000

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^