Schuld a.b.i. art. 6 WVW 1994

Hoge Raad 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:352

Feiten

Verdachte is bij arrest van 22 juni 2012 door het gerechtshof Arnhem wegens “overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een werkstraf van 150 uren. Ook heeft het hof verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van een jaar.

Middel

Het middel komt op tegen de bewezenverklaarde "schuld" als bedoeld in art. 6 Wegenverkeerswet 1994.

Beoordeling Hoge Raad

Vooropgesteld moet worden dat in cassatie slechts kan worden onderzocht of de schuld aan het verkeersongeval in de zin van art. 6 WVW 1994 - in het onderhavige geval het bewezenverklaarde zeer onvoorzichtig rijden - uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 2005/252).

Het Hof heeft blijkens de gebezigde bewijsvoering vastgesteld dat de verdachte met een - gelet op de bijzondere omstandigheden (op 1 januari 2010 omstreeks 00:25 uur, veel mensen op straat, volop afsteken van vuurwerk) - te hoge snelheid en onvoldoende anticiperend heeft gereden door niet stapvoets maar met een snelheid van 40 à 50 km per uur te rijden alsmede door plotseling naar links te sturen en te gaan rijden over een links van de rijbaan gelegen verdrijvingsvlak waarop zich meerdere personen bevonden, en daar met de op dat verdrijvingsvlak vuurwerk afstekende slachtoffer in botsing te komen.

Gelet op die vaststellingen geeft 's Hofs oordeel dat de verdachte "zeer onvoorzichtig" heeft gereden en er sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW 1994, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.

Het middel kan niet tot cassatie leiden.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^