Salduz, art. 6 EVRM, rechtsbijstand, verhoorsituatie
/|  Hoge   Raad 15 mei 2012, LJN BU8773 | ||
| Deze   zaak betreft een verklaring die verdachte heeft afgelegd tijdens het   transport naar het politiebureau. De verdediging stelt zich op het standpunt   gesteld dat de Salduz-jurisprudentie van het EHRM in de weg staat aan het   gebruik van verklaringen die verdachte tijdens het transport naar het politiebureau   heeft afgelegd, omdat deze zijn afgelegd voordat de verdachte in gelegenheid   was gesteld om te overleggen met zijn raadsman. De Hoge   Raad herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR LJN BH3079. De   vraag die dient te worden beantwoordt luidt of er tijdens het transport van   de verdachte naar het politiebureau sprake is geweest van een verhoorsituatie.   Op basis van ’s hofs vaststellingen is de verdachte aangehouden voor handelen   in strijd met de Wet wapens en munitie. In het politievoertuig op weg naar   het bureau deelde hij spontaan mee dat hij ‘iets ergs had gedaan’. Nadat de   verbalisant aan hem had gevraagd wat hij dan gedaan had, antwoordde verdachte   dat hij maar moest kijken op een door hem opgegeven adres. Ook verklaarde hij   op enig moment dat hij iemand had vermoord. Op het opgegeven adres werd later   een omgebracht slachtoffer aangetroffen. Het hof   heeft op grond van zijn vaststellingen geoordeeld dat hetgeen zich in deze zaak   heeft afgespeeld tussen de verdachte en de verbalisant niet is aan te merken   als een verhoor in de zin van art. 29 Sv. De verdachte was geen object van   onderzoek; er was geen confrontatie, noch ondervraging. De verdachte nam het   initiatief met een spontane mededeling aangaande (naar later bleek) een   misdrijf waarvan hij op dat moment nog niet werd verdacht. De door de   verbalisant gestelde vraag betreft een logisch vervolg op die enkele   mededeling. Verdachte is dus geen verklaring ontlokt over zijn betrokkenheid   bij een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit. ’s Hofs   oordeel dat van een verhoorsituatie (nog) geen sprake was, getuigt dus niet   van een onjuiste rechtsopvatting, is evenmin onbegrijpelijk en is toereikend   gemotiveerd. Dit oordeel wordt niet anders in het licht van de   Salduz-jurisprudentie van het EHRM. Het oordeel kan in cassatie niet verder   worden getoetst. | ||

 
             
             
             
             
             
             
            