OVAR inzamelen van bedrijfsafvalstoffen nu verdachte deze stoffen niet beroepsmatig heeft ingezameld

Rechtbank Rotterdam 13 maart 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:2410

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een grove vorm van milieucriminaliteit door het illegaal vervoeren en achterlaten op de openbare weg van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Door niet te voldoen aan de daartoe gestelde verplichtingen en maatregelen, heeft de verdachte het reële risico genomen van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu. Bovendien heeft de verdachte gevaarlijke en milieuvervuilende stoffen in zowel de Nieuwe Maas als de Hollandse IJssel gedumpt.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak feit 3

Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken volgt weliswaar dat de verdachte de in de tenlastelegging onder 3 genoemde stoffen op enig moment voorhanden heeft gehad, maar niet vastgesteld kan worden dat die stoffen op dat moment nog bestemd waren voor het vervaardigen van vuurwerk. De rechtbank is dan ook met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat deze stoffen in dit specifieke geval bestemd waren voor het vervaardigen van vuurwerk. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

Feit 4 en 5

Standpunt verdediging

De verdachte kan niet als (mede)pleger van deze feiten worden aangemerkt. De verklaring van de medeverdachte Naam medeverdachte 2 dat hij samen met de verdachte de vaten in het water heeft gegooid, wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel en is ongeloofwaardig. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.

Beoordeling rechtbank

Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten nu bovenbedoelde verklaring van de medeverdachte Naam medeverdachte 2 wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte heeft immers tijdens zijn verhoor op 16 januari 2015 verklaard dat hij een vat in het water heeft gegooid.

Het verweer wordt verworpen.

Strafbaarheid feiten

Feit 7

Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt dat de verdachte weliswaar de tenlastegelegde bedrijfsafvalstoffen heeft ingezameld zonder dat sprake was van de in artikel 10.45, eerste lid, onder a en b, van de Wet milieubeheer genoemde voorwaarden, maar ook is aannemelijk geworden dat de verdachte deze bedrijfsafvalstoffen niet beroepsmatig heeft ingezameld. In artikel 8 van het Besluit inzamelen afvalstoffen is bepaald dat het hier bedoelde verbod van inzamelen niet geldt voor het niet-beroepsmatig inzamelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen. De rechtbank merkt dit aan als een kwalificatie-uitsluitingsgrond en zal daarom de verdachte ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde feit ontslaan van alle rechtsvervolging.

Feit 1

De verdediging heeft aangevoerd dat de onder 1 tenlastegelegde overtreden normen uit het ADR zich richten tot de vervoerder waarmee wordt bedoeld de onderneming die het vervoer met of zonder vervoersovereenkomst uitvoert.

De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde vervoer geen ondernemer in de zin van het ADR. Het onder 1 tenlastegelegde kan om die reden niet gekwalificeerd worden zodat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.

Beoordeling

Zoals ook door de officier van justitie naar voren is gebracht, richt het in artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen neergelegde verbod zich niet alleen tot de onderneming die het vervoer met of zonder vervoersovereenkomst uitvoert maar tot een ieder die feitelijk bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is betrokken.

Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: medeplegen van overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan;

  • Feit 2: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan;

  • Feit 4 en 5: de eendaadse samenloop van medeplegen van overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 6.2 van de Waterwet, opzettelijk begaan en medeplegen van overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 6.8 van de Waterwet, opzettelijk begaan;

  • Feit 6: medeplegen van overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden

Benadeelde partij

De rechtbank veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Rijkswaterstaat te betalen een bedrag van €6.115,16.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^