Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langdurige uitkeringsfraude
/Rechtbank Midden-Nederland 5 maart 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1004
De verdenking komt erop neer dat verdachte: in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 mei 2012 uitkeringsfraude heeft gepleegd.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte inkomsten genoot. Verdachte had, in de ten laste gelegde periode, geen inkomsten uit de ondernemingen die op zijn naam stonden. Het feit dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) achteraf vaststelt dat verdachte een (fictief) inkomen had uit zijn BV’s, maakt dit niet anders. Ook de vraag of verdachte werkzaamheden verrichtte moet ontkennend worden beantwoord. Voor het verstrekken van een uitkering is het van belang of er op loon waardeerbare arbeid is verricht. Bij verdachte was echter geen sprake van werkzaamheden die inkomsten genereerden. Hoewel de activiteiten van verdachte, achteraf gezien, wellicht kunnen worden gekwalificeerd als werkzaamheden, heeft verdachte destijds de wijzigingsformulieren in zijn beleving naar waarheid ingevuld. Gelet op het voorgaande ontbreekt het opzet van verdachte, ook in de voorwaardelijke vorm, en moet hij worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Aan verdachte, woonachtig in [woonplaats] [gemeente], is per 29 september 1992 een uitkering toegekend op grond van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet. Zijn arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 80 tot 100.
Verdachte heeft op 3 april 2012 tegenover een opsporingsfunctionaris van het UWV verklaard dat het klopt dat hij sinds 29 september 1992 een uitkering krijgt op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (voorheen de Algemene arbeidsongeschiktheidswet). Verder heeft verdachte tijdens dit verhoor verklaard dat hij begrijpt dat hij bepaalde informatie moet verstrekken als dat nodig is. Het besef dat hij verplicht is dit tijdig, spontaan en onverwijld te doen was bij hem latent aanwezig. Aan verdachte is het wijzigingsformulier “Wijzigingen doorgeven – Als u een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering heeft ”voorgehouden en hem is gevraagd of hij dit formulier na 2003 wel eens heeft ingevuld en opgestuurd naar het UWV. Verdachte heeft hierop geantwoord dat hij zich dat niet kan herinneren en heeft voorts verklaard dat hij het UWV ook niet op een andere wijze over wijzigingen heeft geïnformeerd.
Verdachte heeft tussen 13 november 2007 en 9 april 2008 als verdachte een aantal verklaringen afgelegd in het strafrechtelijk onderzoek “Klimop”. Op 13 november 2007 heeft verdachte verklaard dat hij directeur en enig aandeelhouder is van Solid Brick BV en Tancotrend BV. Verder heeft hij verklaard dat [A] Beheer BV de houdstermaatschappij van Solid Brick BV is. Een andere onderneming van verdachte is Edupi XIII BV.
Op 20 november 2007 heeft verdachte verklaard dat Solid Brick BV een bedrag van € 1.850.000,- uitbetaald kreeg van Durell Holding. Verdachte beheerde dit geld en heeft met dit geld betalingen gedaan ten behoeve van het project Eurocenter. De laatste betalingen zijn in het eerste of tweede kwartaal van 2007 de deur uitgegaan.
Door verdachte wordt op 28 november 2007 verklaard dat hij de overzichten, zoals het hem voorgehouden SBS-overzicht van 18/11/2006, is gaan opmaken vanaf 2003 of 2004. De overzichten laten de door verdachte ontvangen gelden en gedane betalingen zien. Als verdachte iets ‘uit privé’ voor [B] betaald had, dan hanteerde hij soms factor twee. In het geval “[C]computer + fax-scanner-printer 700” had verdachte € 700,- kosten en berekende hij € 1.400,- door. Verdachte verdiende daarmee dan € 700,-.
Op 29 november 2007 heeft verdachte verklaard dat [D]voor het project Symfony werd ingehuurd door Tancotrend. [D] kreeg een urenvergoeding van 77 euro. Voor Tancotrend zat daar een marge in van ongeveer 17 euro per uur. De facturen in het kader van dat project, d.d. 6 februari 2006, 11 februari 2006 en 14 september 2006, zijn door verdachte opgemaakt.
Door E.R. de Knijf, opsporingsambtenaar bij het UWV, is op basis van de door de Belastingdienst overgelegde gegevens uit de FiBase, betreffende de ondernemingen van verdachte, die een fiscale eenheid vormen, het volgende overzicht samengesteld.
Omzet | Bedrijfsresultaat | Belastbare winst | |
2004 | € 93.321,00 | € 38.420,00 | € 70.638,00 |
2005 | € 193.935,00 | € 142.034,00 | |
2006 | € 2.523.682,00 | € 845.259,00 | |
2007 | € 842.920,00 | € 44.035,00 | |
2008 | € 99.893,00 | € 66.243,00 |
Op 30 januari 2014 is door het UWV een specificatie gemaakt van het benadelingsbedrag. Deze specificatie vermeldt over de jaren 2004 tot en met 2012 de volgende benadelingsbedragen:
- 2004: € 5.795,54;
- 2005: € 11.192,60;
- 2006: € 11.592,82;
- 2007: € 8.870,06;
- 2008: € 12.875,98;
- 2009: € 13.489,36;
- 2010: € 13.713,86;
- 2011: € 13.889,56;
- 2012: € 6.459,31.
Het totale benadelingsbedrag over de periode van 2004 tot en met 2012 is daarmee: € 97.879,09.
Bewijsoverweging ten aanzien van het opzet
Door de raadsman van verdachte is betoogd dat het opzet niet kan worden bewezen, aangezien het voor verdachte in de ten laste gelegde periode niet duidelijk was dat hij werkzaamheden verrichtte waarvan hij wist of kon vermoeden dat deze voor de uitkeringsinstantie van belang waren.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode diverse ondernemingen opgericht. Binnen deze ondernemingen verrichtte verdachte werkzaamheden en beschikte hij, als bestuurder van deze ondernemingen, op verschillende momenten over grote geldbedragen. Verdachte gedroeg zich hierbij als professioneel ondernemer. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte bij de toekenningsbeslissing van de uitkering is gewezen op de inlichtingenplicht. Hij heeft gedurende een aantal jaren jaarlijks inlichtingen verstrekt op het daartoe toegezonden formulier. Vanaf het moment dat hij zelf wijzigingen door moest geven, heeft verdachte geen informatie meer verstrekt.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het voor verdachte duidelijk was dat sprake was van werkzaamheden binnen de bovengenoemde ondernemingen en inkomsten daaruit en dat hij deze moest melden aan de uitkeringsinstantie. Nu verdachte de hem toegestuurde wijzigingsformulieren desondanks niet heeft ingevuld, heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, opzettelijk niet voldaan aan zijn inlichtingenplicht.
Dat, zoals de raadsman naar voren heeft gebracht, mogelijkerwijs de fiscus en/of het UWV de inkomsten van verdachte op een ander bedrag zal vaststellen, kan niet afdoen aan het feit dat verdachte op geen enkele wijze melding heeft gemaakt van de werkzaamheden en inkomsten.
De rechtbank veroordeeld verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.