Ontvankelijkheid i.v.m. onvolkomen in de schriftelijke volmacht bij het instellen van hoger beroep

Hoge Raad 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2411

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 28 augustus 2015 wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek.
 

Middel

Het middel richt zich tegen de ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
 

Beoordeling Hoge Raad

In zijn arrest van 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009: BJ7810, NJ 2010/102 heeft de Hoge Raad eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:

(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);

(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);

(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).

Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet. Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).

In aanmerking genomen dat voormelde schriftelijke volmacht niet voldoet aan de genoemde eisen, alsmede dat de verdachte noch een gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, had het Hof de verdachte niet behoren te ontvangen in het hoger beroep in plaats van te beslissen als hiervoor onder 1 is weergegeven.

Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de bestreden uitspraak vernietigen en zelf de zaak afdoen.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^