Nederlandse Beroepsorganisatie van accountants: sprake van ongeoorloofde verenigingsdwang in strijd met art. 11 EVRM?

Hoge Raad 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2910

Verdachte zou in de periode van 1 november 2013 tot en met 14 november 2013 te Delfstrahuizen wederrechtelijk de titel RA of AA hebben gevoerd en zich ook als zodanig hebben gedragen.

De verdachte is bij arrest van 29 juni 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens overtreding van het bepaalde in art. 41 Wet op het accountantsberoep, veroordeeld tot een geldboete van € 550,-, subsidiair 11 dagen hechtenis. 

De verdachte is van mening dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is, aangezien art. 41 lid 2 Wet op het Accountantsberoep in strijd is met internationaalrechtelijke bepalingen en als zodanig buiten toepassing zou moeten worden gelaten.

Middel

Het middel klaagt onder meer over de verwerping van het verweer dat art. 41, tweede lid, van de Wet op het accountantsberoep buiten toepassing moet blijven wegens strijd met art. 11 EVRM.
 

Beoordeling Hoge Raad

 

Art. 11 EVRM luidt als volgt:

"1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen
worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat."

Voor de beoordeling van het middel zijn voorts de volgende bepalingen van de Wet op het accountantsberoep (WAB) van belang:

Art. 1:

"In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
- accountant: een Registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent;
(...)
- accountantsregister: het register (...) waarin de accountants zijn ingeschreven;
(...)
- beroepsorganisatie: de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants.
(...)"
 

Art. 2, derde lid:

"Accountants zijn lid van de beroepsorganisatie (...)"
 

Art. 41, eerste en tweede lid:

"1. Degene die is ingeschreven in het register, is gerechtigd tot het voeren van de titel Registeraccountant, afgekort RA of Accountant-Administratieconsulent, afgekort AA. (...)
2. Het is degene die niet in het accountantsregister is ingeschreven verboden om anders dan in besloten kring de titels, genoemd in het eerste lid, of de benaming accountant zonder nadere toevoeging dan wel in samenstelling of afkorting te voeren, dan wel zich zodanig te gedragen, dat daardoor bij het publiek redelijkerwijs de indruk kan zijn gewekt, dat hij tot het voeren van die benaming gerechtigd is."
 

Blijkens de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.5 komt de regelgeving met betrekking tot de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (hierna: NBA) erop neer dat:

"(i) het (...) een bij wet (zie art. 2 lid 1 WAB) ingestelde beroepsorganisatie betreft;
(ii) zij ingevolge haar bij wet opgedragen taken belast is met a. het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door accountants, b. het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van accountants,
c. het dragen van zorg voor de eer van de stand van de accountants en d. het dragen van zorg voor de praktijkopleiding (zie art. 3 WAB);
(iii) zij met deze taken het publieke belang dient; en
(iv) haar ter uitvoering van die taken publiekrechtelijke regelgevende bevoegdheden (zie art. 19-23 WAB en art. 46 e.v. WAB) en toezichthoudende bevoegdheden (bijv. m.b.t. het behandelen van klachten over accountant en het nemen van besluiten over een verzoek tot inschrijving in het accountantsregister en het bijhouden van dit register) toekomen (...)"
 

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 1 november 2013 tot en met 14 november 2013 te Delfstrahuizen, terwijl hij niet was ingeschreven in het accountantsregister, anders dan in besloten kring de titel Accountants-Administratieconsulent, afgekort AA, genoemd in het eerste lid van artikel 41 van de Wet op het accountantsberoep (WAB) en de benaming accountant zonder nadere toevoeging, dan wel in samenstelling of afkorting heeft gevoerd en zich zodanig heeft gedragen, dat daardoor bij het publiek redelijkerwijs de indruk kan zijn gewekt, dat hij tot het voeren van die benaming gerechtigd was, immers was toen aldaar - zakelijk weergegeven - het kantoor van verdachte in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven onder de (handels)naam: "[A]" met vermelding onder de activiteiten: "SBI-code: 69202 - Accountantsadministratieconsulenten; Belasting- en advieswerkzaamheden" en werd de aanduiding. "Accountant(s)" en/of "Accountantskantoor" en "accountantswerkzaamheden" in relatie tot het kantoor van verdachte gebruikt op internetwebsites, waaronder www.google.nl en www.[...].nl en www.[...].nl en www.[...].nl en was op een bord aan de gevel naast de voordeur van het kantoor van verdachte aan de [a-straat 1-2] te [plaats] vermeld: "[naam kantoor]" en "Lid Nederlands Verbond van Accountants-Administratieconsulenten", terwijl hij, verdachte, noch één of meer bij zijn kantoor werkzame perso(o)n(en) en/of aan zijn kantoor feitelijk verbonden perso(o)n(en) was/waren ingeschreven in het accountantsregister."
 

Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:

"Door de raadsman is ter zitting van het hof aangevoerd - kort weergegeven - dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is omdat artikel 41 lid 2 Wet op het accountantsberoep in strijd is met internationaalrechtelijke bepalingen en als zodanig buiten toepassing zou moeten worden gelaten. De wettelijke bepaling komt er volgens hem op neer dat sprake is van dwang voor professionele accountants om zich alleen accountant te kunnen noemen door lid te worden van de NBA. Derhalve is sprake van een ontoelaatbare verenigingsdwang.
Het hof stelt vast dat de titel Registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent alleen gevoerd mag worden door personen die zijn ingeschreven in het door de NBA gehouden accountantsregister. Niet betwist is dat verdachte in de gehele tenlastegelegde periode niet stond ingeschreven in het accountantsregister. Verdachte was derhalve ingevolge de geldende Nederlandse regelgeving niet bevoegd de titel Registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent te voeren. Om deze titel te mogen voeren zou verdachte zich dus opnieuw moeten laten inschrijven in bedoeld register en moeten voldoen aan de voor inschrijving geldende vereisten.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat in casu sprake zou zijn van ongeoorloofde verenigingsdwang, heeft de raadsman een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 20 lid 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en artikel 11 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
In de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is tot uitdrukking gebracht dat artikel 11 EVRM niet ziet op publiekrechtelijke organisaties. Voor de beoordeling van de vraag of de gestelde verenigingsdwang toelaatbaar is, is beslissend het antwoord op de vraag of het door de NBA gehouden accountantsregister als een publiekrechtelijke organisatie moet worden aangemerkt.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het door de NBA gehouden accountantsregister kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke beroepsorganisatie en niet als vereniging.
Het hof komt tot dit oordeel op grond van de volgende vaststellingen:
- de wetgever is degene geweest die het register in zijn huidige vorm heeft ingesteld;
- de wetgever heeft voor bepaalde controles voorgeschreven dat deze door een accountant in de zin van het register dienen te worden verricht;
- er is een groot maatschappelijk belang dat deze controles door accountants worden verricht die ter zake kundig zijn;
- accountants dienen onafhankelijk te zijn;
- er dient een effectief intern sanctierecht te zijn.
Dit leidt ertoe dat de inschrijving in het register gericht is op de publieke belangen die met een effectief toezicht door accountants gemoeid zijn en niet althans niet primair zien op private belangen van individuele leden van de beroepsgroep."
 

Blijkens de weergegeven bepalingen vloeit rechtstreeks uit de wet voort dat degene die in het accountantsregister is ingeschreven, lid is van de NBA. Het in het middel bedoelde verweer steunt op de opvatting dat dit verplichte lidmaatschap in strijd is met het door art. 11 EVRM beschermde recht van vrije vereniging.

's Hofs hiervoor weergegeven overwegingen moeten aldus worden verstaan dat het heeft geoordeeld dat de NBA niet kan worden aangemerkt als een "vereniging" - in de authentieke verdragstalen: "association" - in de zin van art. 11 EVRM en dat de in die bepaling verwoorde vrijheid van vereniging daarom niet in de weg staat aan de toepassing van art. 41, tweede lid, WAB. Dat oordeel is juist, aangezien de NBA blijkens de hiervoor onder 2.2.3 genoemde bepalingen van de WAB een bij wet ingestelde beroepsorganisatie is, die is ingebed in publiekrechtelijke structuren, die administratieve, regelgevende en toezichthoudende bevoegdheden heeft en die doelstellingen nastreeft van algemeen belang.

Uit het vorenoverwogene volgt dat het Hof het verweer terecht heeft verworpen zodat de klacht faalt.

 

Lees hier de volledige uitspraak. 

Print Friendly and PDF ^