Kamervragen over onafhankelijkheid van advocaten bij verrichten van interne onderzoeken en verschoningsrecht

Door Kamerlid Van Nispen (SP) zijn kamervragen gesteld aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over de onafhankelijkheid van advocaten bij zelfonderzoeken en het verschoningsrecht. Aanleiding voor de kamervragen is de recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het hof oordeelde dat een advocaat, op grond van zijn wettelijke verschoningsrecht, mocht weigeren vragen te beantwoorden die hem als getuige werden gesteld. Het ging om een zaak tussen een klokkenluider (een ex-werknemer van SBM Offshore) en een voormalig advocaat van SBM Offshore.

De volgende vragen zijn gesteld:

  • Vraag 1: Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam in de zaak tussen een oud-klokkenluider en een advocaat van SBM Offshore?

  • Vraag 2: Hoe wenselijk acht u het dat, naar nu blijkt uit de uitspraak van het Hof, een advocaat zich mag beroepen op zijn verschoningsrecht als hij ‘onafhankelijk’ fraudeonderzoek bij zijn cliënt verricht?

  • Vraag 3: Deelt u de opvatting van het Hof dat wanneer sprake is van fraudeonderzoek door advocaten het gevolg hiervan mogelijk kan zijn dat niet alle relevante informatie over het interne onderzoek en de onderliggende affaires boven tafel komen en dat dit gevolgen kan hebben voor de waarde van zulk onderzoek? Zo nee, waarom niet?

  • Vraag 4: Hoe kan volgens u een advocaat, die is ingehuurd als partijdige belangenbehartiger van een cliënt, onafhankelijke fraudeonderzoek doen naar diezelfde cliënt? Deelt u de opvatting van het Hof dat in zo’n situatie geen sprake kan zijn van onafhankelijk, extern onderzoek? Zo ja, welke consequenties wilt u daaraan verbinden? Zo nee, waarom niet?

  • Vraag 5: Bent u het eens met de stelling van forensisch onderzoeker Arthur de Groot, dat: “advocaten aan containment kunnen doen en daarmee belastende informatie voor hun cliënten kunnen achterhouden, terwijl forensisch accountants dat absoluut niet mogen en zij aan veel strengere regels zijn gebonden”, en dat hier nu precies het probleem zit van fraudeonderzoeken door advocaten? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren waarom niet?

  • Vraag 6: Hoe ziet u de toekomst van onderzoek door eigen advocaten, bijvoorbeeld bij verdenkingen van fraude en corruptie, voor zich? Geeft deze uitspraak van het Gerechtshof u aanleiding hier kritischer in te worden?

  • Vraag 7: Deelt u de mening dat het beter zou zijn te stoppen met dit soort zelfonderzoeken, vanwege de risico’s die daaraan verbonden zijn voor de waarheidsvinding en de integriteit? Wat gaat u doen om daar voor te zorgen?

Print Friendly and PDF ^