Inhoudelijke behandeling Wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) van start

De inhoudelijke behandeling van het in april 2020 bij de Tweede Kamer ingediende Wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) is gestart. In het vorige week gepubliceerde verslag worden vele vragen aan de orde gesteld.

Achtergrond

Criminele netwerken en ondermijnende praktijken waarbij onder- en bovenwereld met elkaar dreigen te vermengen, kunnen slimmer worden aangepakt. Voorwaarde is dat overheidsorganisaties ruimere mogelijkheden krijgen om de informatie waarover zij beschikken met elkaar te delen, zodat ze deze gezamenlijk kunnen analyseren. Dit is de kern van het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid.

Doordat nu een specifieke wettelijke grondslag voor onderlinge gegevensverwerking ontbreekt, is er in veel opzichten onduidelijkheid over de bestaande juridische mogelijkheden om informatie met meerdere overheidsorganisaties te delen en gezamenlijk te verwerken. Grapperhaus wil dat oplossen door met dit wetsvoorstel een duidelijk juridisch kader voor gezamenlijke gegevensverwerking neer te zetten. Waar dat echt noodzakelijk is, kan in beperkte mate ook informatie worden uitgewisseld met private partijen, bijvoorbeeld banken.

Op dit moment hebben overheidsorganisaties slechts beperkte mogelijkheden om een gezamenlijke data-analyse uit te voeren met elkaars gegevens. Als het gaat om het tegengaan van de productie, handel en doorvoer van synthetische drugs, cocaïne, heroïne en hennep, het witwassen van de crimineel geld en de aanpak van fraude blijkt gezamenlijke, domein-overstijgende gegevensverwerking een belangrijk middel om snel criminele netwerken en hun sleutelfiguren in beeld te brengen. Verder kunnen in een gezamenlijk casusoverleg bepaalde personen en ondernemingen met elkaar in verband worden gebracht.

Ook bij de gegevensuitwisseling met private partijen zijn er knelpunten die moeten worden opgelost. Bijvoorbeeld om de kennis die er bij het bedrijfsleven is over nieuwe ontwikkelingen, risico’s en technieken, beter te benutten. Zo spelen banken bijvoorbeeld een cruciale rol bij de bestrijding van financieel-economische criminaliteit.

Het wetsvoorstel neemt deze knelpunten weg en geldt voor samenwerkingsverbanden die bij of krachtens deze wet zijn aangewezen.

Vragen

In het verslag van 37 pagina's worden maar liefst 368 vragen gesteld. Hieronder zijn enkele opgenomen:

  • Waarom is voor deze aanpak gekozen gezien het een wet is die zo’n fundamentele inbreuk maakt (of gaat maken) op grondrechten?

  • Hoe gaat de regering om met mogelijke signalen van medewerkers in deze samenwerkingsverbanden als na inwerkingtreding zou blijken dat gegevensuitwisseling wordt bemoeilijkt, bijvoorbeeld door extra administratieve lastendruk?

  • Vindt de regering dat het proces zorgvuldig is doorlopen of had dit beter gekund en gemoeten?

  • Het is bewijs dat de inzet ter bestrijding van fraude schadelijker kan zijn dan de fraude zelf. Kan de regering daarop reflecteren?

  • Hoe beziet de regering haar wetsvoorstel met de kennis dat juist het ene samenwerkingsverband met een wettelijke basis door de rechtbank Den Haag in de uitspraak van 5 februari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:1878) als strijdig met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mensen en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) beoordeeld is? In welk opzicht beoordeelt zij haar inzet met het wetsvoorstel anders dan de inzet bij SyRi?

  • Wat is de reden voor het niet kiezen voor een voorhangprocedure, maar een bijzondere nahangprocedure?

  • In welke situaties zijn deelnemers verplicht gegevens te verstrekken en wanneer niet? Geldt dit voor alle deelnemers?

Lees verder:

Meer informatie:

Print Friendly and PDF ^