HR over vergrijpboeten, opzet & strafverzwarende omstandigheden

Hoge Raad 26 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:435

De verdachte is bij arrest van 17 mei 2017 door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, zitting houdende te Zwolle, wegens “opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven” veroordeeld tot een geldboete van €100.000 subsidiair 365 dagen hechtenis en een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.

Het Hof heeft ten aanzien van de hoogte van de geldboete het volgende overwogen:

"Het hof zoekt bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete aansluiting bij het door de belastingkamer van dit hof in de fiscale zaak onherroepelijk vastgesteld belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang ter hoogte van €400.000, over welk bedrag door verdachte ten onrechte geen inkomstenbelasting zou zijn betaald, indien dit strafbare feit niet zou zijn ontdekt. Indien van een dergelijk bedrag wordt uitgegaan, zou verdachte 25% van het ontdoken bedrag aan boete hebben moeten betalen bij een afdoening door de fiscus. Het hof acht een geldboete van €100.000 daarom passend naast een taakstraf.

Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte."

Vijfde middel

Het middel klaagt over de strafoplegging. Het voert daartoe aan dat het Hof heeft miskend dat een vergrijpboete een percentage bedraagt van het bedrag aan belasting dat is ontdoken en niet een percentage van het bedrag dat als belastbaar inkomen had moeten worden opgegeven.

Beoordeling Hoge Raad

Uit de overwegingen van het Hof volgt dat het Hof bij de vaststelling van de hoogte van de op te leggen geldboete aansluiting heeft gezocht bij de fiscale vergrijpboete die de inspecteur in dit geval zou hebben opgelegd. Uit art. 67d, eerste lid en tweede lid onder a, AWR volgt dat fiscale vergrijpboeten worden berekend als percentage van het bedrag van de aanslag. Dat "bedrag van de aanslag" is de belasting over het verzwegen en alsnog belaste inkomen. Volgens art. 2.12 Wet IB 2001 bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang 25%. Het Hof is uitgegaan van een bedrag aan verzwegen inkomen van €400.000. De belasting is in dit geval derhalve een bedrag van €100.000. Volgens par. 25, derde lid, BBBB legt de inspecteur in geval van opzet een vergrijpboete op van 50%. Volgens par. 8 BBBB kan in geval van strafverzwarende omstandigheden de vergrijpboete worden verhoogd tot ten hoogste 100%.

Gelet hierop is het oordeel van het Hof dat de "verdachte 25% van het ontdoken bedrag aan boete zou hebben moeten betalen bij een afdoening door de fiscus" en dat "een geldboete van €100.000 daarom passend" is, zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Indien het Hof is uitgegaan van 25% van het verzwegen inkomen, heeft het miskend dat de vaststelling van een fiscale vergrijpboete wordt berekend als percentage van het bedrag van de aanslag over het verzwegen inkomen. Indien het Hof het voorgaande niet heeft miskend en is uitgegaan van een percentage van het bedrag van de aanslag, heeft het verzuimd te motiveren op welke gronden het is uitgegaan van een vergrijpboete van 100%.

Het middel slaagt.

Conclusie AG

Aan het middel is ten grondslag gelegd dat het oordeel van het hof dat de verdachte in geval van fiscale afdoening een boete van 25% van het ontdoken bedrag aan boete zou hebben moeten betalen onjuist is, aangezien de fiscale vergrijpboete een percentage bedraagt van het bedrag aan belasting dat is verzwegen en niet van het bedrag dat als belastbaar inkomen had moeten worden opgegeven.

Het hof heeft kennelijk aansluiting willen zoeken bij art. 67d AWR. Met het ontdoken bedrag doelt het hof kennelijk - wellicht minder gelukkig geformuleerd - op het inkomen uit aanmerkelijk belang ter hoogte van €400.000 dat buiten de aangifte is gebleven. De belasting over dat in box 2 vallende bedrag is 25% en dus €100.000. Vervolgens heeft het hof de hoogte van de boete gelet op art. 67d, eerste lid jo tweede lid onder a AWR bepaald op 100 percent van het bedrag van de aanslag te weten €100.000. De motivering van de opgelegde boete is zo bezien niet onbegrijpelijk en/of onvoldoende met redenen omkleed.

Het middel faalt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^