DOJ hervat FCPA-handhaving

Na een maandenlange pauze in de handhaving van de Foreign Corrupt Practices Act (FCPA) heeft het Amerikaanse Department of Justice (DOJ) in augustus 2025 zowel de eerste FCPA-aanklacht als de eerste officiële declination (sepot) openbaar gemaakt. Deze stappen volgen op het uitvoeringsbevel van president Trump van 10 februari 2025, waarin een tijdelijke stop op FCPA-handhaving werd afgekondigd, en de latere publicatie van de Guidelines for Investigations and Enforcement of the Foreign Corrupt Practices Act (FCPA) op 9 juni 2025.

De hervatting van de handhaving onder de nieuwe beleidslijnen is van groot belang voor bedrijven die wereldwijd opereren. Uit de eerste zaken blijkt dat het DOJ zich niet uitsluitend beperkt tot de in de richtsnoeren genoemde prioriteiten, maar ook “traditionele” FCPA-kwesties blijft vervolgen.

Achtergrond: pauze en nieuwe richtsnoeren

Het uitvoeringsbevel van februari 2025 schortte FCPA-handhaving tijdelijk op in het kader van de Amerikaanse economische en nationale veiligheidsagenda.1 De in juni 2025 gepubliceerde richtsnoeren stelden vier prioriteiten centraal:

  1. bestrijding van kartels en transnationale criminele organisaties (TCO’s);

  2. bescherming van de concurrentiepositie van Amerikaanse ondernemingen;

  3. bevordering van de nationale veiligheid van de VS;

  4. focus op ernstige misdragingen in plaats van routinepraktijken in andere landen.

Hoewel deze factoren richtinggevend zijn, blijkt uit de eerste zaken dat de DOJ-unit die FCPA-zaken behandelt zich niet strikt tot deze kaders beperkt.

De eerste FCPA-aanklacht na de pauze

Op 11 augustus 2025 werd de eerste FCPA-aanklacht sinds de pauze openbaar gemaakt. Twee Mexicaanse zakenlieden, Ramon Alexandro Rovirosa Martinez en Mario Alberto Avila Lizarraga, beiden woonachtig in Texas en houder van een permanente verblijfsstatus in de VS, worden beschuldigd van betrokkenheid bij een omkopingsregeling om contracten ter waarde van meer dan 2,5 miljoen USD te verkrijgen van het Mexicaanse staatsoliebedrijf Petróleos Mexicanos (PEMEX) en haar dochteronderneming PEMEX Exploración y Producción (PEP).

Tenlastegelegde gedragingen

Volgens de aanklacht zouden Rovirosa en Avila tussen juni 2019 en oktober 2021 meerdere PEMEX- en PEP-functionarissen hebben omgekocht met in totaal circa 150.000 USD aan betalingen en luxe goederen, waaronder een Louis Vuitton-handtas, Hublot-horloges en een loopband van 26.000 USD.[^11] In ruil daarvoor zouden officials:

  • audits gunstig hebben afgerond voor Rovirosa’s bedrijven,

  • specifieke contracten voor wegen- en platformwerkzaamheden hebben toegewezen,

  • en het biedingsproces hebben beïnvloed ten gunste van Rovirosa’s ondernemingen.[^12][^13]

Jurisdictie en bewijs

De aanklacht baseert de Amerikaanse rechtsmacht op het feit dat beide verdachten als domestic concerns onder de FCPA vallen, vanwege hun verblijf in Texas en status als lawful permanent residents. Een groot deel van het bewijs bestaat uit WhatsApp-berichten die Avila in de VS zou hebben verzonden en ontvangen.[^14]

Opvallend is dat een afzonderlijk DOJ-verzoek melding maakt van vermeende banden van Rovirosa met Mexicaanse kartelleden, hoewel dit aspect geen directe plaats heeft gekregen in de aanklacht.

De eerste declination na de pauze

Naast de aanklacht publiceerde het DOJ in augustus 2025 ook de eerste declination onder de herziene Corporate Enforcement and Voluntary Self-Disclosure Policy (CEP).

Een Amerikaanse onderneming werd niet vervolgd wegens mogelijke FCPA-overtredingen door haar dochter in India. Werknemers zouden ongeoorloofde betalingen hebben verricht aan functionarissen van staatsbanken om doorverwijzingen van klanten te verkrijgen.

Het sepot werd gemotiveerd door:

  • vrijwillige en tijdige zelfmelding in 2024,

  • volledige samenwerking met het DOJ,

  • omvangrijke herstelmaatregelen,

  • ontbreken van verzwarende omstandigheden,

  • en de afspraak tot terugbetaling van circa 4,7 miljoen USD aan winst.

Belangrijke observaties

De eerste handhavingsstappen na de pauze geven meerdere signalen af voor de toekomst van de FCPA-toepassing:

  • Latijns-Amerika onder de loep: de aanklacht tegen Mexicaanse zakenlieden wijst op een mogelijk verhoogde focus van de VS op corruptie in Latijns-Amerika.

  • Geen drempelwaarde voor omkoping: ondanks de relatief bescheiden waarde van de omkopingen (150.000 USD), vervolgt het DOJ de zaak, vergelijkbaar met praktijken van vóór de pauze.

  • Luxe geschenken geen “routinepraktijk”: de aanklacht benadrukt dat dure goederen niet worden gezien als gebruikelijke zakelijke gewoonten, ook niet in landen waar cadeaus vaker voorkomen.

  • Digitale communicatie als bewijs: het gebruik van WhatsApp-berichten toont dat het DOJ veel gewicht toekent aan communicatie via niet-officiële kanalen.

  • Geen duidelijke link met Amerikaanse concurrentie: de aanklacht vermeldt niet dat Amerikaanse bedrijven direct benadeeld zijn, ondanks de nadruk in de richtsnoeren op bescherming van Amerikaanse ondernemingen.

  • Continuïteit in beleid: de declination onderstreept dat het DOJ bedrijven die zichzelf melden, volledig meewerken en winst afstaan, ook onder het nieuwe beleid nog steeds met een sepot kan belonen.

Afsluiting

De hervatting van de FCPA-handhaving in augustus 2025 markeert een belangrijke nieuwe fase in de Amerikaanse aanpak van buitenlandse corruptie. Hoewel de nieuwe richtsnoeren prioriteiten als TCO’s en Amerikaanse concurrentiekracht benadrukken, blijkt in de praktijk dat “klassieke” FCPA-zaken en traditionele declinations gewoon doorgang vinden. Voor internationale ondernemingen blijft een strikt compliance- en meldingsbeleid essentieel, temeer daar ook relatief kleine omkopingsbedragen aanleiding kunnen zijn tot vervolging.

Print Friendly and PDF ^