Beslag op gehuurde graafmachine onder klager t.z.v. verdenking van verduistering, waarna zowel klager als verhuurbedrijf klaagschrift indient

Hoge Raad 20 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2156

(i) A B.V. heeft in 2011 een graafmachine (merk Hanix, type H75c) verhuurd aan de firma B. De firma B heeft die graafmachine onderverhuurd aan klager. Op 15 januari 2013 is de firma B failliet gegaan. A B.V. is met klager op 16 januari 2013 overeengekomen dat het contract onder dezelfde voorwaarden zou worden voortgezet. Kort daarna heeft een mailwisseling tussen beide partijen plaatsgevonden, nu de verhuurder van mening was dat de klager de huurtermijnen voor januari en februari 2013 niet had voldaan. Eerstgenoemde heeft naar aanleiding van deze wanprestatie de overeenkomst ontbonden bij schrijven van 22 januari 2013;

(ii) Op 26 januari 2013 is namens A B.V. aangifte gedaan van verduistering van de graafmachine door klager;

(iii) Op 27 februari 2013 is de graafmachine op grond van art. 94 Sv in beslag genomen en tegelijkertijd heeft de officier van justitie A B.V. als bewaarder van de graafmachine aangesteld in afwachting van een uiteindelijke beslissing.1 De graafmachine is op die datum in handen gesteld van voormeld verhuurbedrijf;2

(iv) Op 18 september 2014 is de klager, in de strafzaak die volgde op de aangifte, in eerste aanleg wegens verduistering veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,-;

(v) Tegen dit vonnis is de klager in hoger beroep gegaan en op 5 oktober 2015 heeft de enkelvoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden hem vrijgesproken van de tenlastegelegde verduistering. Het hof achtte zich niet in staat om op het beslag te beslissen.3 Tegen dit arrest is, naar het mij voorkomt, geen rechtsmiddel ingesteld;

(vi) Op 15 januari 2016 is namens de klager bij voormeld hof een klaagschrift ingediend strekkende tot opheffing van het beslag op de graafmachine en tot teruggave van die graafmachine aan hem;

(vii) Op 10 juni 2016 is de behandeling van het klaagschrift in raadkamer geschorst. Het hof heeft bij die gelegenheid vastgesteld dat A B.V. als ‘andere belanghebbende’ als bedoeld in art. 552a, lid 5 Sv dient te worden aangemerkt. Dientengevolge heeft het hof bevolen dat zowel de klager als A B.V. zouden worden opgeroepen voor een volgende zitting. Voorafgaand aan die zitting heeft de griffier het klaagschrift van de klager aan het verhuurbedrijf verstuurd en het bedrijf in de gelegenheid gesteld eveneens een klaagschrift in te dienen met betrekking tot de inbeslaggenomen graafmachine;

(viii) Op verzoek van de raadsvrouw van A B.V. is op 14 september 2016 de zaak in raadkamer opnieuw geschorst teneinde haar in de gelegenheid te stellen zich op de behandeling van het klaagschrift voor te bereiden;

(ix) Op 8 november 2016 is namens A B.V. eveneens een klaagschrift ingediend strekkende tot opheffing van het beslag op de graafmachine en tot teruggave van die graafmachine aan haar;4

(x) Op 20 januari 2017 zijn beide klaagschriften kennelijk gelijktijdig maar niet gevoegd in raadkamer behandeld. Het hof heeft de klager, diens raadsman en de raadsvrouw van A B.V. gehoord;

(xi) Bij beschikking van 3 februari 2017 heeft het hof het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard (raadkamernummer 684-16). Tegen deze beschikking heeft de klager onderhavig cassatieberoep ingesteld;

(xii) Bij beschikking van diezelfde datum heeft het hof het klaagschrift van A B.V. gegrond verklaard en de teruggave gelast van de graafmachine aan dit bedrijf (raadkamernummer 1935-16).

Beoordeling Hoge Raad

Op gronden vermeld in CAG kan klager niet worden ontvangen in beroep.


Conclusie AG

Onherroepelijke beschikking waarbij teruggave van inbeslaggenomen voorwerp wordt gelast, leidt ertoe dat beslag is beëindigd, hoewel dat niet valt te lezen in art. 134.2 Sv. Dat brengt mee dat klager geen belang heeft bij vernietiging van bestreden beschikking. Rechter die na verwijzing of terugwijzing over zaak moet oordelen, kan klager immers slechts n-o verklaren in zijn beklag, nu beslag reeds is beëindigd. Wanneer door verschillende partijen afzonderlijk klaagschriften zijn ingediend die betrekking hebben op hetzelfde inbeslaggenomen voorwerp, verdient het voor evenwichtige en doelmatige afdoening van zulke zaken aanbeveling dat rechter bevordert dat dergelijke klaagschriften gevoegd worden behandeld en vervolgens in één beschikking worden beoordeeld, zodat daartegen gericht beroep ook beslissing kan betreffen t.a.v. andere belanghebbende.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^