Artikel: Het mededelen van voorwetenschap, een probleem of een recht?

Bij marktmisbruikbestrijding worden steeds zwaardere punitieve middelen ingezet. Deze bestrijding betekent dus kennelijk veel. Maar wat rechtvaardigt dit scherper handhavingsklimaat nu echt? Dit is aanleiding om het verbod op het wederrechtelijk meedelen van voorwetenschap (‘het mededelingsverbod’) hieronder nader te onderzoeken. Daarbij wil de auteur een aanzet geven voor een nader kader bij het mededelingsverbod, waarbij economische welvaartmaximalisatie meer centraal staat.

In paragraaf 2 vat hij eerst het huidige kader van het mededelingsverbod samen, met daarin eveneens een algemeen voorbehoud bij mijn onderzoek. De paragrafen daarna geven verdere kleuring aan het mededelingsverbod. In paragraaf 3 stelt de auteur de voorvraag: wat is het bestaansrecht van voorwetenschap? Met andere woorden, waarom hoeft voorwetenschap niet altijd openbaargemaakt te worden? Kan uit dat bestaansrecht van voorwetenschap worden afgeleid wanneer en waarom voorwetenschap mag worden medegedeeld? In paragraaf 4 onderzoekt de auteur de aard van het mededelingsverbod. Daarbij gaat het in het bijzonder om de vraag of het mededelen van voorwetenschap een zelfstandig te bestrijden gedraging is of enkel bedoeld is om ander marktmisbruik te voorkomen, zoals handel met voorwetenschap. Ook deze vraag stel ik om tot een nader kader bij het mededelingsverbod te komen. Dat geldt eveneens voor zijn analyse in paragraaf 5 over de verhouding van het mededelingsverbod met de doelen van de Verordening marktmisbruik (‘Verordening’). Na een tussenconclusie in paragraaf 6, bespreekt de auteur of invulling van het mededelingsverbod wat meer aan de markt (de uitgevende instelling) kan worden overgelaten (paragraaf 7). Daarna stelt de auteur een nadere invulling van de uitzondering op het mededelingsverbod voor (paragraaf 8). In de uitleiding (paragraaf 9) komt de auteur terug op het juridisch kader van paragraaf 2.

Lees verder:

 

 

Print Friendly and PDF ^