Aangepast PV van politie dat doelbewust de juiste gang van zaken maskeert leidt tot niet-ontvankelijkverklaring OM

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7633 Cem Polat (Guarda Advocaten) heeft ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging het volgende aangevoerd. Er is als gevolg van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek geen sprake meer van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van behoorlijke procesorde voldoet en tevens is er sprake van schending van het bepaalde in artikel 6 EVRM. De met opsporing belaste ambtenaren hebben doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte gehandeld, waardoor aan diens recht op een eerlijk proces is tekort gedaan. De enig juiste sanctie in deze is daarom de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging. Door de politie zijn doelbewust wijzigingen in het oorspronkelijke proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2011, opgemaakt door verbalisanten verbalisant 1, verbalisant 2 en verbalisant 3, aangebracht om te verdoezelen dat de verbalisanten van meet af aan vanuit een niet onderbouwde en onterechte verdenking van overtreding van de Opiumwet hebben gehandeld ten opzichte van verdachte en niet louter met het oog op inbeslagname van de auto vanwege een openstaande fiscale schuld. De aangebrachte wijzigingen hebben kennelijk tot doel gehad het onrechtmatige optreden buiten zicht van de rechter te houden. Op dit handelen kan maar één sanctie volgen en dat is het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van vormverzuimen die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.

Feiten

Het hof gaat bij de beoordeling van het verweer van de verdediging uit van de volgende feiten:

Op vrijdag 6 mei 2011 omstreeks 22.50 uur reden verbalisanten in een opvallend dienstvoertuig op de Provinciale weg N244 te Edam. Verbalisant 1 sorteerde voor om linksaf de Oosterweg op te rijden. Van voren naderde een personenauto, merk Volkswagen, type Golf 4 met het kenteken. In die auto bevond zich alleen de bestuurder. De bestuurder keek de verbalisanten opvallend lang aan.

De Volkswagen reed de Oosterweg op. Verbalisanten reden achter de auto en merkten dat de auto opvallend langzaam reed. Verbalisant 1 geeft in het verhoor bij de raadsheer-commissaris aan dat vanuit de leiding opdracht is gegeven speciaal uit te kijken naar Volkswagens Golf, omdat die wel vaker bij criminaliteit betrokken zijn. Desgevraagd deelde de centrale meldkamer aan verbalisanten mee dat de auto voor de belastingdienst gesignaleerd stond.

Verbalisanten besloten de bestuurder van de Volkswagen een stopteken te geven en de bestuurder bracht na enige tijd de auto tot stilstand, stapte uit de auto en liep richting verbalisanten.

Verbalisant 1 zag, nadat hij op verdachte was toegelopen, dat diens handen hevig trilden. Op enig moment heeft verbalisant 1 de kofferbak van de auto geopend en zag daarin twee grote witte emmers en een nog groter wit vat zonder etiketten staan. Verdachte gaf desgevraagd aan dat er latex in het vat zat.

Vervolgens is verdachte op verzoek van de verbalisanten in de auto van verbalisanten meegegaan naar het politiebureau te Purmerend en heeft een van de verbalisanten de auto van verdachte naar dat bureau gereden. Op het bureau aangekomen heeft verbalisant 1 verdachte gefouilleerd.

Op enig moment heeft verbalisant 1 een van de emmers geopend. In de emmer zat een pasta-achtige substantie. Vanwege de geur van de substantie vermoedden verbalisanten dat het hier ging om verdovende middelen. Verdachte is vervolgens aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet en hem is hem de cautie gegeven. Uit nader onderzoek van de inhoud van zowel de emmers als het vat bleek dat het amfetamine betrof met een bruto gewicht van 42 kilogram.

Van de gang van zaken tot en met de aanhouding van verdachte is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt dat is ondertekend door verbalisanten verbalisant 1, verbalisant 2 en verbalisant 3, genummerd PL11PU 2011030622-2, en gesloten en getekend op 7 mei 2011. Bij de stukken van de voorgeleiding/het voorlopig dossier is een exemplaar van dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd. In het einddossier bevindt zich eveneens een exemplaar van dit proces-verbaal.

Tussen de versie in het voorlopig dossier en de versie in het einddossier bestaan diverse verschillen, die niet alleen grammaticale en/of spellingstechnische verschillen betreffen.

Verbalisant 1 is door de raadsheer-commissaris gehoord op 5 december 2012. Hij heeft, onder meer, verklaard dat als een proces-verbaal van bevindingen eenmaal is getekend en er wat grote taalfouten inzitten, het kan zijn dat het proces-verbaal wordt gecorrigeerd en opnieuw wordt getekend. verbalisant 1 kan zich niet herinneren twee keer te hebben getekend. Als er wijzigingen zijn in wat er feitelijk staat, maakt men in zijn algemeenheid een aanvullend proces-verbaal. Hij verklaart verder dat hij gemerkt had dat de bestuurder van de Volkswagen hem opvallend lang aankeek. Later werd zijn aandacht nog meer getrokken, omdat de auto zo langzaam reed. verbalisant 1 geeft aan dat vanuit de leiding opdracht is gegeven speciaal uit te kijken naar Volkswagens Golf, omdat die wel vaker bij criminaliteit betrokken zijn.

Verbalisant 3 heeft bij de raadsheer-commissaris op 5 december 2012 onder meer verklaard dat hij maar één keer het proces-verbaal van bevindingen heeft getekend en dat hij niets heeft aangepast in het verbaal. Hem was niet bekend dat er onderdelen van het proces-verbaal zijn gewijzigd.

Verbalisant 2 heeft op 5 december 2012 tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat hij, voor zover hij zich kan herinneren, maar één keer zijn handtekening onder het bewuste proces-verbaal heeft gezet. Nadat hij het heeft getekend, heeft hij het niet aangepast. Hij herinnert zich dat verbalisant 1 op enig moment terug kwam met het proces-verbaal en zei dat hij een en ander met collega naam had besproken. Hij meent zich vaag te herinneren dat er toen wat zaken anders geformuleerd zijn.

Bij tussenarrest van 20 december 2013 heeft het gerechtshof geoordeeld dat nader onderzoek noodzakelijk is. Het is het hof gebleken dat de verschillen in de processen-verbaal van bevindingen betrekking hebben op feiten en omstandigheden die in meer of mindere mate de verdenking tegen verdachte op grond van de Opiumwet alsmede het onderzoek in de auto en naar de daarin aangetroffen vaten kunnen raken. Kort gezegd wilde het hof onderzocht hebben wie wijzigingen heeft aangebracht in het bewuste proces-verbaal van bevindingen en wanneer en met welke reden dat is gebeurd, terwijl niet is vermeld dat de wijzigingen zijn aangebracht.

Door onderzoeker bij de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van politie Noord-Holland is vervolgens een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de in het tussenarrest geformuleerde vragen. De resultaten van dit onderzoek heeft naam onderzoeker in een rapport met bijlagen van 13 maart 2014 en een aanvullend rapport van 21 maart 2014 met bijlagen weergegeven.

Een van de bijlagen van de rapportage van 13 maart 2014 betreft een overzicht van de verschillen tussen de beide versies van het betreffende proces-verbaal van bevinden (pagina 42 t/m 46). Op die verschillen komt het hof hierna nog terug.

Naam onderzoeker concludeert dat niet met zekerheid is vast te stellen door wie en wanneer de tweede versie van het proces-verbaal is opgemaakt. Ook is niet duidelijk geworden waarom de wijzigingen in het proces-verbaal zelf zijn aangebracht en niet in een nieuw aangemaakt proces-verbaal.

Naam onderzoeker heeft in het kader van zijn onderzoek een aantal personen geïnterviewd. Verbalisant 4 verklaart op pagina 59 van het rapport onder meer: "Het staat mij vaag bij dat voornaam verbalisant 1 (hof: verbalisant 1 ) zich niet helemaal prettig voelde over de commotie die was ontstaan, over de manier waarop hij de kofferbak van de auto had geopend. Daar hadden mensen kritiek op. Dat had te maken met de eventuele toestemming daarvoor."

Het hof stelt voorop dat het er in de kern bij de beoordeling van het verweer van de verdediging om gaat of verbalisanten het proces-verbaal van bevindingen, dat eerder ter hand was gesteld aan de rechter-commissaris in verband met de toetsing van de inverzekeringstelling en de vordering inbewaringstelling nadien op relevante punten hebben gewijzigd zonder dit te melden en zonder te melden met welke reden zij dit gedaan hebben en of dit het recht van verdachte op een eerlijk proces tekort heeft gedaan.

Bij de verschillen tussen de beide versies van het proces-verbaal van bevindingen die niet als louter grammaticale aanpassingen of herstel van spellingfouten kunnen worden bestempeld gaat het om de volgende verschillen (gecursiveerd weergegeven):

Blz. 2, alinea 8 1e versie: "Ik, verbalisant 1, vroeg verdachte of hij iets in zijn auto had wat verboden was."

In de 2e versie luidt deze passage als volgt: "Ik verbalisant 1 vroeg verdachte of hij iets in zijn auto had liggen wat verboden was. Ik vroeg dit omdat er beslag op de Volkswagen was gelegd."

Blz. 2, alinea 9: "Het is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat voornamelijk personen die zich bezig houden met de handel in drugs meerdere telefoons bij zich hebben waarmee ze meerdere contacten middels meerdere telefoonnummers onderhouden." (Hof: deze passage volgt op een passage waarin verbalisanten relateren dat verdachte meerdere telefoons in de auto had liggen.)

In de 2e versie ontbreekt de gehele passage.

Blz. 2, alinea 10, 1e versie: "Ik verbalisant, verbalisant 1, vroeg verdachte of ik de kofferbak open mocht maken."

In de 2e versie luidt deze passage als volgt: "Ik verbalisant 1 vroeg verdachte of ik ter controle de kofferbak open mocht maken."

Blz. 3 alinea 2 1e versie: "Wij, verbalisanten, hoorden verdachte zeggen "in het vat zit latexverf" of woorden van gelijke strekking. Ik, verbalisant 1, maakte de kofferbak dicht en vroeg verdachte of hij plaats wilde nemen in ons dienstvoertuig.

In de 2e versie staat er: "Wij verbalisanten hoorden verdachte zeggen "in het vat zit latexverf" of woorden van gelijke strekking. Omdat wij op een donkere landweg stonden, wilde ik verbalisant 1 met de auto en bestuurder naar het politiebureau om daar de zaak af te handelen".

Blz 4, alinea 3 1e versie: "Ik, verbalisant 1, doorzocht de auto en trof niets ter zake dienende aan".

In de 2e versie staat er: "Ik verbalisant 1 doorzocht de auto omdat wij deze over zouden dragen aan de belastingdienst. Ik trof niets ter zake dienende aan."

Blz 4, alinea 5 1e versie: "Wij, verbalisanten, merkten op dat verdachte opmerkelijk graag de emmers en het vat uit de auto wilde halen en buiten het politieterrein wilde zetten."

In de 2e versie luidt de passage: "Wij, verbalisanten, merkten op dat verdachte opmerkelijk graag de emmers en het vat uit de auto wilde halen en buiten het politieterrein wilde zetten. Vanaf het moment dat wij contact hadden met verdachte, tot het moment dat wij op de binnenplaats van het bureau waren, is verdachte niet aan de emmers en het vat geweest".

Het 1e verbaal is ondertekend door verbalisant 1 en verbalisant 2, de 2e versie door verbalisant 1, verbalisant 3 en verbalisant 2.

Het hof concludeert op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd als volgt:

Het is aannemelijk dat verbalisanten vrijwel meteen nadat zij in contact waren gekomen met verdachte hem wilden controleren en onderzoeken op overtreding van de Opiumwet. Zowel de hiervoor geciteerde verklaring van verbalisant 1 bij de raadsheer-commissaris over "criminele personenauto's van het merk VW type Golf, de passage in de eerste versie van het proces-verbaal over de ambtshalve kennis over het "verband" tussen het aanwezig hebben van meerdere telefoons en drugshandel (welke passage in de tweede versie geheel wordt weggelaten) als het zonder enige grond fouilleren van verdachte duiden daarop.

Oordeel hof

De hiervoor geciteerde verschillen/aanpassingen geven naar het oordeel van het hof alle aanleiding om aan te nemen dat men in de tweede versie elke mogelijke verwijzing naar een verdenking op grond van de Opiumwet heeft willen maskeren ter vermijding van discussie over de vraag of er wel een redelijk vermoeden van schuld ter zake van overtreding van de Opiumwet was toen men overging tot onderzoek aan de persoon van verdachte en de door hem bestuurde auto. Anders dan in de eerste versie wordt benadrukt dat men handelde vanwege het gelegde fiscale beslag, terwijl dat kennelijk niet (in elk geval niet alleen) de reden voor het handelen was.

Naar het oordeel van het hof levert de hiervoor beschreven gang van zaken een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek op. De rechtsgevolgen van het verzuim blijken niet uit de wet. Om te beoordelen of aan dat verzuim enig rechtsgevolg toekomt dient het hof rekening te houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt.

Het belang dat het geschonden voorschrift dient

Ingevolge het bepaalde in de artikelen 152 jo 153 van het Wetboek van Strafvordering maken opsporingsambtenaren op ambtseed proces-verbaal op van door hen opgespoorde strafbare feiten of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of ondervonden. Zij doen dat onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. In hun proces-verbaal dienen te worden gerelateerd de feiten en omstandigheden die redelijkerwijs van belang zijn voor de officier van justitie bij diens beslissing om al dan niet te vervolgen en voor de rechter voor al diens beslissingen waaraan dat proces-verbaal (mede) ten grondslag ligt. Het is dus van het allergrootste belang dat een proces-verbaal een juiste weergave is van al hetgeen door de betreffende opsporingsambtenaren bij de opsporing is waargenomen of ondervonden. Alle procespartijen moeten er immers op kunnen vertrouwen dat een proces-verbaal van de politie, waaraan door de rechter bij zijn oordeelsvorming doorgaans veel belang wordt gehecht, waarheidsgetrouw worden opgemaakt en dat dit proces-verbaal de werkelijke gang van zaken weergeeft.

De ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel

Naar het oordeel van het hof is doelbewust een proces-verbaal aangepast om de juiste gang van zaken te maskeren. De waarheidsvinding is hierdoor belemmerd en verdachtes recht op een eerlijk proces is hier tekort gedaan. Procespartijen moeten er op kunnen vertrouwen dat processen-verbaal van de politie, waaraan door de rechter bij zijn oordeelsvorming doorgaans uitermate veel belang wordt gehecht, waarheidsgetrouw worden opgemaakt en dat die de werkelijke gang van zaken weergeven. Dat laatste is hier niet het geval. Het hof oordeelt dit verzuim als zeer ernstig.

Het hiervoor genoemde belang, de ernst van het verzuim en het nadeel heeft het hof afgewogen tegen het belang van de samenleving bij vervolging en berechting van verdachte in deze zaak. Het hof komt na die afweging tot het oordeel dat de belangen van verdachte op grove wijze zijn veronachtzaamd en is dat er tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijk proces en dat daarom aan het belang van de samenleving bij vervolging en berechting van verdachte hier het mindere gewicht toekomt. Het hof zal dan ook het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vervolging.

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^