Hulpverleners overleden vrouw voor rechter

Een 54-jarige arts uit Heemstede en een 71-jarige natuurgeneeskundige uit Amsterdam die zich vanaf 2007 opwierpen als hulpverlener van een zieke vrouw moeten zich op 29 en 30 mei verantwoorden voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Haarlem. De vrouw overleed in april 2011 als gevolg van uitgezaaide borstkanker. Het Openbaar Ministerie verdenkt de verdachten van (zware) mishandeling de dood ten gevolge hebbend subsidiair dood door schuld en het in hulpeloze toestand achterlaten van de vrouw.

De vrouw die in 2011 op 52-jarige leeftijd overleed, bemerkte in 2007 een knobbeltje in haar borst. Toen in het ziekenhuis de voorlopige diagnose ‘borstkanker' werd gesteld, werd ze door verdachten geleid naar de niet-reguliere geneeskunde. Vanuit die gedachte werd de ze door de arts en de natuurgeneeskundige begeleid in haar ziekteproces.

Ook toen de gezondheid van de vrouw ernstig en zichtbaar verslechterde werd haar door de twee verdachten afgeraden om zich te wenden tot het reguliere medische circuit.

De vragen die voorliggen zijn o.a. of beide verdachten zijn aan te merken als haar hulpverleners, of er sprake was van ‘informed consent' tussen de vrouw en haar hulpverleners, of er sprake was van goed hulpverlenerschap en of er een causaal verband bestaat tussen het handelen van beide verdachten en het lijden en uiteindelijk overlijden van de vrouw.

De hulpverleners wordt verweten dat zij de vrouw ervan weerhielden zich te wenden tot het reguliere medische circuit en pijnstillers te nemen. Volgens hen kwamen de ziekteverschijnselen niet voort uit borstkanker maar uit de ziekte van Lyme die van voorbijgaande aard zou zijn.

Na het overlijden zijn door de huisarts, de thuiszorginstelling en de echtgenoot van de vrouw meldingen gedaan bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) die vervolgens aangifte heeft gedaan. De medisch officier van justitie van het parket Noord-Holland, die is bijgestaan door het Expertisecentrum Medische Zaken van het OM, heeft besloten tot vervolging van de twee verdachten. De IGZ is voornemens een tuchtklacht tegen de arts in te dienen.

Voor de zitting zijn door de rechtbank 2 dagen uitgetrokken: woensdag 29 en donderdag 30 mei, beide dagen vanaf 09.30 uur. De zittingen vinden plaats in Gerechtsgebouw ‘De Appelaar', Simon de Vrieshof 1 Haarlem. Na het requisitoir is er een persofficier beschikbaar.

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^

Afgeleid verschoningsrecht stichting, geen zwaarwegend belang

Rechtbank Almelo 24 april 2013, LJN BZ9109

Feiten en omstandigheden 

Op 20 februari 2013 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de gevangenhouding van verdachte bevolen voor de periode van 90 dagen gelet op de verdenking van poging tot doodslag.

Op 28 februari 2013 heeft de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland machtiging verleend tot vordering verstrekking gevoelige gegevens van verdachte bij de Geestelijke Gezondheidsdienst Dimence. In die beschikking van de rechter-commissaris is opgenomen dat het gaat om alle medische gegevens over de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 februari 2013 met betrekking tot verdachte waarover klaagster zou beschikken.

Op 1 maart 2013 heeft de officier van justitie van klaagster de verstrekking van gevoelige gegevens gevorderd waarover klaagster zou beschikken met betrekking tot verdachte. Klaagster heeft aan de vordering voldaan onder de voorwaarde dat de verzegelde enveloppe met de gevoelige gegevens ongeopend dient te blijven en door de rechter-commissaris wordt bewaard in afwachting van de rechterlijke beslissing op het ingediende klaagschrift. Klaagster heeft onder meer gesteld dat de gevorderde gegevens zonder meer gevoelige gegevens zijn, namelijk gegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in artikel 21Wbp.

Klaagster verzet zicht tegen de inbeslagname en kennisneming van deze gegevens en stelt zich op het standpunt dat alle gevorderde gegevens vallen onder het medisch beroepsgeheim en doet om die reden een beroep op het (afgeleid) verschoningsrecht. Het standpunt van de officier van justitie is dat gelet op het dringende onderzoeksbelang het strafvorderlijk belang dient te prevaleren boven het algemeen belang dat wordt beschermd door het medisch beroepsgeheim en het daaraan gekoppelde afgeleid verschoningsrecht.

Beoordeling rechtbank

Klaagster is in beginsel verschoningsgerechtigd. Indien door of namens een verschoningsgerechtigde geen toestemming wordt verleend tot verstrekking van geschriften tot welke zijn plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, is een inbreuk op dit verschoningsrecht van de geheimhouder volgens vaste jurisprudentie slechts toegelaten in 'zeer uitzonderlijke omstandigheden' (vgl. HR 14 oktober 1986, NJ 1987, 490 en HR 30 november 1999, NJ 2011, 438). Slechts in geval van zeer uitzonderlijke omstandigheden dient het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, te prevaleren boven het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden.

Ingevolge art. 98, eerste lid, Sv worden bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in art. 218 Sv, zonder hun toestemming, brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag genomen. Wel mogen, ook zonder hun toestemming, in beslag worden genomen brieven of geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend, nu dergelijke brieven en geschriften geen object zijn van de aan de geheimhouder toekomende bevoegdheid tot verschoning.

De aard van de hier aan de orde zijnde bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken, in beginsel toekomt aan de tot verschoning bevoegde persoon (vgl. HR 29 maart 1994, NJ 1994, 537). Wanneer deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Het verschoningsrecht is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht (vgl. HR 30 november 1999, NJ 2002, 438). De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt is niet in een algemene regel samen te vatten. Daarbij geldt voorts dat indien moet worden geoordeeld dat het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren, die inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit.

De rechtbank is van oordeel dat er in de onderhavige zaak geen zwaarwegend belang ten grondslag ligt aan de vordering van de officier van justitie. Ter zitting heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat het medisch dossier voor de waarheidsvinding niet relevant is. Kennelijk wil het PBC in het kader van de observatie en beoordeling van de geestesgesteldheid van verdachte de beschikking krijgen over het medisch dossier. Verdachte zelf wil geen toestemming geven tot verstrekking van de gevraagde gegevens. De rechtbank is van oordeel dat de van klaagster gevorderde gegevens onder het bereik van het medisch beroepsgeheim vallen. Het medisch beroepsgeheim omvat immers alle gegevens die een zorgverlener in de uitoefening van zijn beroep over de patiënt te weten komt. Het is aan klaagster om te beoordelen of de gevorderde gegevens object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken. Namens klaagster is met een beroep op het verschoningsrecht gemotiveerd uiteengezet dat zij de gevorderde gegevens niet wenst te verstrekken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn door de officier van justitie geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die kunnen worden aangemerkt als volgens vaste jurisprudentie ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ op basis waarvan een inbreuk op het verschoningsrecht zou mogen worden toegelaten. Het klaagschrift dient om die reden dan ook gegrond verklaard te worden.

Nog daargelaten hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het bereik en de toepasselijkheid van het verschoningsrecht in de onderhavige zaak, is de rechtbank primair van oordeel dat de in titel IVA van het Wetboek van Strafvordering omschreven bijzondere opsporingsbevoegdheden niet bedoeld zijn voor het verkrijgen van gegevens zoals in de onderhavige zaak aan klaagster zijn verzocht. Het opmaken van een pro-justitiarapportage door gedragsdeskundigen betreft naar het oordeel van de rechtbank geen opsporing of opsporingsonderzoek in de zin van artikel 132a Sv. Ook om die reden moet het klaagschrift gegrond worden verklaard.

Conclusie 

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard.

 

 

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

Afdoeningsbeslissing zaak voormalig maagchirurg: OM seponeert 16 van de 17 zaken

Het Openbaar Ministerie Noord-Nederland heeft de nabestaanden en de ex-patiënten van een voormalig maagchirurg per brief gedetailleerd op de hoogte gebracht van het onderzoek in hun aangifte tegen de maagchirurg.

Voorgeschiedenis

Bij het onderzoeksteam zijn de afgelopen jaren 17 aangiften binnengekomen tegen de maagchirurg. In 6 zaken is de patiënt overleden en is er door de nabestaanden aangifte gedaan van dood door schuld en tevens hebben 11 ex-patiënten aangifte gedaan van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Bij deze patiënten zou ernstig letsel zijn ontstaan door onzorgvuldig handelen van de chirurg.

Het onderzoek tegen de maagchirurg is de afgelopen jaren grondig en zorgvuldig uitgevoerd. Het tijdsverloop in dit onderzoek is te verklaren door het feit dat het verzamelen van alle medische informatie, door tussenkomst van het Scheper Ziekenhuis, veel tijd heeft gevraagd.

Het beoordelen van het handelen van verdachte vergt specialistische medische kennis. Die kennis is niet binnen het OM aanwezig. Het OM heeft intensief gezocht naar een deskundige en heeft een Bariatrisch chirurg in België bereid gevonden om alle aangiften en dossiers te beoordelen.

Door de omvang van de dossiers (ruim 6000 pagina's ) heeft het beoordelen maanden geduurd. Vervolgens zijn hierop weer vervolgvragen gesteld door het OM. De beantwoording van deze vragen kostte opnieuw tijd. Ook is het Medisch Expertise Centrum (EZM) in Rotterdam meermalen op verschillende momenten betrokken geweest bij deze zaak ter advisering en afstemming.

Strafvervolging

Nu is het onderzoek afgerond. Per aangifte heeft het OM een afdoeningsbeslissing genomen. Het OM gaat één zaak vervolgen. Het betreft hier de verdenking van zwaar lichamelijk letsel door schuld wegens het achterlaten van een wondgaasje tijdens de operatie. Deze zaak wordt op 18 juni 2013 behandeld voor de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen.

Geen strafvervolging

De andere 16 zaken worden geseponeerd wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. In deze zaken kan onvoldoende aangetoond worden dat er sprake is van ‘verwijtbaar onvoorzichtig' handelen door de chirurg (ontbreken van schuld) en/of het causale verband tussen de dood of het zwaar lichamelijk letsel en het handelen van de chirurg.

Meer specifiek per sepot groep

Sepot groep 1: In 11 zaken volgt geen strafvervolging wegens het ontbreken van schuld, de verwijtbaarheid.

Sepot groep 2: In 5 zaken volgt geen strafvervolging wegens het ontbreken van het causaal verband tussen de operatie uitgevoerd door de chirurg en het intreden van de dood dan wel het ontstaan van letsel (in een enkel geval ontbreekt in deze zaken ook de schuld).

Sepot groep 1: complicaties

Uit rapportages blijkt dat het intreden van de dood of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel het gevolg is geweest van complicaties die ten gevolge van de operatie zelf zijn ontstaan.

Het gaat hier om bekende complicaties en deze zijn beschreven als een risico bij maagoperaties. Hierdoor kunnen wij niet vervolgen voor verwijtbaar onvoorzichtig handelen door de maagchirurg.

Sepot groep 2: geen causaal verband

Bij deze aangiften is de dood ingetreden dan wel de gezondheid verslechterd na de operatie door de maagchirurg. Op basis van de bevindingen van de deskundigen en het strafrechtelijk onderzoek kan niet aangetoond worden dat het handelen van de maagchirug de oorzaak is geweest van het intreden

van de dood of het ontstane letsel. Naast het ontbreken van het causaal verband is ook bij enkele zaken geen sprake van schuld. Dit alles maakt dat wij ook hier niet kunnen vervolgen.

Bijeenkomst

Vandaag, dinsdag 23, april krijgen alle aangevers in een speciale bijeenkomst nadere informatie over het onderzoek. De zaaksofficieren van justitie en het onderzoeksteam van de politie geven een toelichting op het verloop van de strafzaak en het onderzoek.

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^

Beslissing onderzoekswensen Twentse neuroloog J.S.

Op 3 april 2013 vond bij de rechtbank Overijssel de tweede regiezitting plaats in de strafzaak tegen de Twentse neuroloog J.S. Samenvattend wordt J.S. onder meer verdacht van het opzettelijk stellen van onjuiste diagnoses bij patiënten. Daardoor zou één patiënt zijn overleden en de gezondheid van een aantal anderen zijn benadeeld.

Beslissing van de rechtbank

Tijdens de tweede regiezitting heeft de verdediging een 4-tal onderzoekswensen ingediend. De rechtbank heeft zich op 17 april uitgesproken over deze verzoeken. Lees hier de beslissingen en motivering.

Planning volgende regiezitting en inhoudelijke behandeling

De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie binnen drie maanden een derde regiezitting plannen om de voortgang van de zaak te bewaken en de stand van het onderzoek te bespreken. De rechtbank streeft er naar om de inhoudelijke behandeling in november 2013 te laten plaatsvinden.

Bron: de Rechtspraak

Print Friendly and PDF ^

Slachtofferbijeenkomst in zaak tegen voormalig chirurg van het Scheper Ziekenhuis

Het Openbaar Ministerie Noord-Nederland heeft alle mensen die aangifte hebben gedaan tegen een voormalig chirurg van het Scheper Ziekenhuis te Emmen uitgenodigd voor een bijeenkomst waar een toelichting wordt gegeven op de uitkomsten van het onderzoek en de voortgang van de strafzaak. De bijeenkomst is op dinsdag 23 april.

Een paar dagen voorafgaand aan de bijeenkomst krijgen alle ex-patiënten een persoonlijke brief met een gemotiveerde beslissing ten aanzien van hun aangifte.

Tijdens de bijeenkomsten zullen de zaaksofficieren van justitie en vertegenwoordigers van de politie een toelichting geven op het onderzoek, de keuzes die daarin gemaakt zijn, de genomen vervolgingsbeslissingen en de voortgang van de strafzaak.

Voorgeschiedenis en verdenking

In januari 2010 is het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen een voormalig chirurg van het Scheper Ziekenhuis. De chirurg wordt verdacht van het veroorzaken van dood door schuld en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld.

Er zijn in totaal zeventien aangiften opgenomen. Zes aangiften zijn gedaan door nabestaanden van slachtoffers die zijn overleden en elf aangiften zijn afkomstig van slachtoffers die aangeven ernstig letsel te hebben overgehouden aan de maagoperatie.

Het onderzoek is uitgevoerd door een onderzoeksteam van de politie onder leiding van het Openbaar Ministerie. Daarnaast is veelvuldig contact geweest met het Expertisecentrum Medische Zaken van het Openbaar Ministerie (EMZ) in Rotterdam.

Het onderzoek naar het handelen van de chirurg heeft (onder meer) lang geduurd, omdat diverse medisch deskundigen zich over de situatie van de ex-patiënten hebben moeten buigen. Daarna moest de verdachte zelf diverse malen aanvullend gehoord worden.

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^