Hoge Raad 21 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2958
Het Hof heeft uit de bewijsvoering klaarblijkelijk afgeleid dat het onderzoeksrapport bestemd was om te dienen tot het bewijs dat het overmaken van bedragen van de bankrekening van betrokkene 1 naar de bankrekening van de verdachte het gevolg was van fouten bij de SNS bank, dat de lening bij Santander op naam van de verdachte is afgesloten, dat de declaratie van de advocaat onjuist is en dat bij de postbestelling een brief met een geldbedrag is verdwenen en dat het onderzoeksrapport dat was voorzien van de naam, de adresgegevens en het logo van recherchebureau A B.V., ongeacht de daarin gemaakte taalfouten, in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis kan worden toegekend, dat het daardoor kan worden aangemerkt als een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen als bedoeld in art. 225, eerste lid, Sr. Dat oordeel van het Hof geeft - gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld - niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent dat delictsbestanddeel en is niet onbegrijpelijk.
Read More