Compliance in het financieel toezichtrecht

Het financiële toezichtrecht kent groot belang toe aan een beheersbare en integere bedrijfsvoering door financiële ondernemingen en trustkantoren. De compliancefunctie en de compliance officer vervullen daarbij een belangrijke rol. In deze bundel gaan diverse auteurs in op deze rol. Deze auteurs belichten de compliancefunctie en de compliance officer vanuit verschillende invalshoeken: het financieel toezichtrecht, het civiele-, bestuurs- en strafrecht. De auteurs zijn werkzaam bij de rechterlijke macht, de advocatuur, de compliancepraktijk en de AFM.

Klik hier voor het bekijken van de inhoudsopgave en lees hier het eerste hoofdstuk.

In Compliance in het financieel toezichtrecht komt een keur van onderwerpen aan bod; onder andere een aantal algemene beschouwingen over de taken van de compliance officer en de aard van de compliancefunctie, de three lines of defence en de poortwachterfunctie van trustkantoren. Ook komen de informatieverstrekking door de compliance officer aan de AFM en DNB, consequenties van non-compliance, publicaties van boetes en de compliancefunctie in het financiële strafrecht aan de orde.

De vele ontwikkelingen op het gebied van compliance en financieel toezicht hebben geleid tot het uitbrengen van een tweede, geheel herziene druk. Dit boek is door de verscheidenheid aan auteurs een aanwinst voor iedereen die werkzaam is op het gebied van compliance.

Dit boek is een uitgave van het Kenniscentrum Financieel en Economisch Recht van de Rechtbank Rotterdam en het Kenniscentrum Fraude van het Gerechtshof Amsterdam.

Praktische Informatie

    • Redacteur: mr. Chris Beuze, mr. Michel Jurgens, mr. dr. Rogier Stijnen
    • Druk 2
    • ISBN 9789013120554
    • Verschijningsdatum 09 okt 2014
    • Aantal pagina's 180

Klik hier om het boek te bestellen via Kluwer.

Print Friendly and PDF ^

'Enkele strafprocessuele aspecten bij de nieuwe richtlijn marktmisbruik'

Op 12 juni 2014 zijn de nieuwe Richtlijn Marktmisbruik en de Verordening Marktmisbruik gepubliceerd.. De Richtlijn Marktmisbruik en de Verordening Marktmisbruik komen voort uit het voorstel van de Europese Commissie, uit oktober 2011, om de handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) effectiever te kunnen bestrijden. Volgens de Commissie lopen de sancties in de verschillende lidstaten zo uiteen dat er geen afschrikwekkende werking van uitgaat. Ook kan strafrechtelijke vervolging worden ontlopen doordat in de lidstaten het verbod op marktmisbruik verschillend wordt gehandhaafd en geïnterpreteerd. De Commissie heeft daarom een voorstel ingediend om de Richtlijn 2003/6/EG om te zetten in een Verordening Marktmisbruik. Het voorstel is gepaard gegaan met een voorstel voor een richtlijn waarin de lidstaten zullen worden verplicht strafrechtelijke sancties te stellen op overtreding van de verordening. Met deze nieuwe Richtlijn Marktmisbruik wordt voor het eerst gebruik gemaakt van de bevoegdheid uit art. 83 lid 2 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Art. 83 lid 2 VWEU biedt aldus een grondslag voor het vaststellen van strafbaarstellingen en sanctieniveaus, indien dat nodig blijkt voor een doeltreffende handhaving van beleid van de Europese Unie op terreinen waarop harmonisatiemaatregelen zijn vastgesteld (de beleidsterreinen van de voormalige Eerste Pijler). Daarmee is de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in het Verdrag gecodificeerd. In deze bijdrage zal aan de hand van een beperkt aantal procesrechtelijke aspecten, onder meer verwijzend naar het Spector Photo-arrest, worden ingegaan op de betekenis van de nieuwe richtlijn en verordening voor de rechtspraktijk.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^

'Het voorspellen van de toekomst: een uitdaging bij het bestrijden van marktmisbruik'

Beursgenoteerde ondernemingen moeten aan extra wettelijke verplichtingen voldoen. Sommige van die verplichtingen leiden tot veel discussie. Wanneer geldt er bijvoorbeeld een openbaarmakingsplicht van informatie die (aanzienlijk) van invloed kan zijn op de koers van het aandeel van de onderneming? Het is mogelijk dat een beursgenoteerde onderneming daarbij informatie openbaar moet maken, ook indien de onderneming zelf niet zeker is of de betreffende situatie of gebeurtenis wel echt zal worden gerealiseerd. Van de onderneming wordt daarmee verwacht aan enige toekomstvoorspelling te doen, terwijl tegelijkertijd geldt dat een onderneming bij uitgebrachte persberichten de markt adequaat en dus niet misleidend informeert. Dit is een complexe opdracht voor de onderneming en uiteraard eveneens voer voor juristen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat vragen zijn gesteld aan het Hof van Justitie over de uitleg van de verplichting om informatie over toekomstige situaties of gebeurtenissen openbaar te maken. Het HvJ bevestigt in zijn arrest van 28 juni 2012 dat het mogelijk is dat een openbaarmakingsplicht voor instellingen ook geldt voor bepaalde tussenstappen in een proces. Die tussenstappen gaan – voor alle duidelijkheid – over het realiseren van toekomstige situaties of gebeurtenissen. Het HvJ voegt hieraan toe dat indien het reëel is dat zo’n situatie of gebeurtenis wordt gerealiseerd – en aan de overige voorwaarden van koersgevoelige informatie ook wordt voldaan – een openbaarmakingsplicht geldt voor instellingen en een transactieverbod voor insiders. Van belang voor de onderneming is dat voortaan moet worden getoetst of het reëel is geworden of – bijvoorbeeld – een intern project daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Het is daarnaast van belang om te realiseren dat de wet twee verschillende consequenties verbindt aan het feit dat er koersgevoelige informatie beschikbaar is, te weten een verbod om te handelen (transactieverbod) en een gebod om de informatie openbaar te maken (openbaarmakingsplicht). Dit verbod en gebod kunnen goed in elkaars verlengde liggen, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn.

De auteur maakt in deze bijdrage een analyse van de simultane verplichting tot handelen (openbaar maken van koersgevoelige informatie) en tot het verbod om te handelen (transactieverbod). Dit om aan te geven welke complexe verhouding aan de uitspraak van het HvJ ten grondslag ligt. Het samengaan van een gebod en verbod leidt namelijk soms tot onwenselijke consequenties, vooral omdat de onderliggende ratio’s van de verplichtingen niet altijd gelijk opgaan. Bij het huidige systeem van een dubbele plicht (handelen voor de onderneming en nalaten door de insider) kunnen dan ook vragen worden gesteld. Vervolgens gaat de auteur aan de hand van een uitgeschreven redenering na waar het zwaartepunt ligt/moet liggen bij het kiezen van het moment dat een openbaarmakingsplicht ontstaat. Daarna komt hij terug op het arrest van het HvJ en geeft hij aan dat gelet op het huidige recht niet meer van het HvJ verwacht kon worden. De uitspraak is dus wel degelijk van – grote – waarde voor de praktijk. Deze gehele exercitie brengt de auteur vervolgens tot een drietal aanbevelingen.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^

'Onafhankelijkheid vs. Accountability: de casus van de nieuwe EU financiële toezichthouders'

Dit artikel analyseert de onafhankelijkheid en accountability van de nieuwe EU financiële agentschappen (EBA, EIOPA en ESMA).

Het behandelt eerst de de jure institutionele, persoonlijke en financiële elementen van de onafhankelijkheids- en accountability arrangementen van de nieuwe agentschappen en laat zien dat zowel hun onafhankelijkheid als accountability versterkt is in vergelijking met die van hun voorgangers, de zogenoemde Lamfalussy-comités. Verder wordt een aantal punten met be- trekking tot de de facto onafhankelijkheid en accountability van EU-agent- schappen besproken. Het artikel sluit af met een aantal lessen die uit de EU-ervaring getrokken kunnen worden. Het biedt daarmee nuttige inzichten aan nationale wetgevers die zich met het ‘onafhankelijkheid vs. accountability’-dilemma geconfronteerd zien.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^

'Europese financiële toezichthouders als toonbeeld van evidence-based wetgeven in de EU?'

Na de kredietcrisis uit 2008 werden op Europees niveau nieuwe toezichthouders ingesteld die de supervisie over de financiële markten in betere banen moesten leiden. Zoals veel nieuwe regelgeving op Europees niveau ging er ook aan de oprichting een impact assessment vooraf waarbij verschillende beleidsopties vergeleken werden. Niettemin blijkt dat er nog allerlei problemen spelen bij de nieuwe toezichthouders waardoor de vraag opkomt hoe het staat met het evidence-based gehalte van deze politiek gevoelige financiële regelgeving. In deze bijdrage wordt gekeken naar de aanloop naar de wetgeving omtrent de toezichthouders en de evaluatie hiervan door de Europese Commissie en het Europees Parlement. Onduidelijk blijft waarom bepaalde beleidsopties beter worden beoordeeld dan andere mogelijkheden. Het verbeteren van het proces van ex ante en ex post evaluatie zou dan ook een belangrijke bijdrage aan het proces van evidence-based wetgeven kunnen bieden.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^