Wettelijke regeling voor aanwijzing toekomstig curator naar Tweede Kamer

Het wordt straks wettelijk mogelijk dat rechters al vóór een faillietverklaring, als een onderneming daar om vraagt, meedelen wie ze in het aanstaande faillissement zullen aanwijzen als curator. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie. De ministerraad heeft ingestemd met indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. De maatregel is onderdeel van het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht. Doel is in relatieve rust en onder toeziend oog van de toekomstige curator het faillissement voor te bereiden. Dit om de schade zoveel mogelijk te beperken en de kans op een verkoop van rendabele bedrijfsonderdelen - ten behoeve van een doorstart - tegen een zo hoog mogelijke prijs en met behoud van zoveel mogelijk werkgelegenheid te vergroten. Deze werkwijze wordt ook wel aangeduid met de term pre-pack.

Het kabinet wil - waar mogelijk - voorkomen dat bedrijven na een faillietverklaring abrupt tot stilstand komen, doordat leveranciers direct weigeren nog te leveren en de klanten en het personeel meteen weglopen op zoek naar een andere toeleverancier of ander werk. Hierdoor verliest de onderneming in korte tijd veel van haar waarde en wordt de kans op een doorstart van gezonde bedrijfsonderdelen kleiner.

Om misbruik van de pre-pack tegen te gaan, zijn de regels ten opzichte van een eerdere versie van het wetsvoorstel aangescherpt. Zo wordt het voor de curator gemakkelijker bestuurders aansprakelijk te stellen als zij de "stille voorbereidingsfase" oneigenlijk gebruiken. Ook kan hij de rechter vragen een bestuursverbod op te leggen. Daarnaast moet de curator al binnen 7 dagen na de faillietverklaring verslag uitbrengen. Dit geeft schuldeisers de mogelijkheid om sneller actie te ondernemen, als zij menen dat het bestuur van de onderneming zich onoorbaar heeft gedragen. Ook kunnen de belangen van werknemers hierdoor beter worden beschermd.

Om voor de aanwijzing van een beoogd curator in aanmerking te komen, zal de schuldenaar straks moeten aantonen wat de meerwaarde is van een "stille voorbereidingsfase" voor de schuldeisers (waaronder de werknemers) en andere betrokkenen, ten opzichte van een regulier (onvoorbereid) faillissement. Bovendien kan de rechtbank aanvullende voorwaarden stellen om de "stille voorbereidingsfase" goed te laten verlopen. Bijvoorbeeld door deskundigen in te schakelen die de beoogd curator kunnen ondersteunen, dan wel door de ondernemingsraad of vakbond te betrekken bij het voorbereidingstraject.

Ook kunnen de rechters bepalen dat de doorstart pas mag worden afgerond, als daarvan aankondiging is gedaan en de schuldeisers en andere potentiële kopers gelegenheid hebben gehad hierop te reageren. Deze voorwaarde zou bijvoorbeeld kunnen worden gesteld wanneer de doorstart die is voorbereid er één is waarbij de oud-eigenaar of het oud-bestuur betrokken zijn. Dit moet leiden tot méér transparantie over wat er zich voorafgaand aan het faillissement heeft voorgedaan en over de doorstart die daaruit eventueel voortkomt. Verder kan de rechtbank een commissie van schuldeisers instellen die de curator adviseert over een eventuele doorstart.

Een toekomstig curator heeft tot taak de belangen van de gezamenlijke crediteuren in het oog te houden. Hij is geen toezichthouder of adviseur van de onderneming. Ook neemt hij niet de leiding van de onderneming over: de ondernemer behoudt voor faillissement zelf het beheer en de beschikking over het vermogen van het bedrijf. Wel wordt van de toekomstig curator verwacht dat hij het voorbereidingstraject kritisch volgt en ervoor zorgt dat de ondernemer bijstuurt wanneer dit traject 'een verkeerde weg' dreigt in te slaan. Dit hoort bij zijn taak als behartiger van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers.

Bron: Rijksoverheid

 

Print Friendly and PDF ^

Week van de bestrijding Faillissementsfraude

Van 26 t/m 29 mei 2015 vindt de Week van de bestrijding van faillissementsfraude plaats. Tijdens deze week worden in een aantal arrondissementen themazittingen gehouden. Ook zal deze week in het teken staan van preventie en het gezamenlijk optrekken met curatoren tijdens de strafrechtelijke onderzoeken naar faillissementsfraude.

De Aanwijzing Opsporing en Vervolging van het College van PG’s spreekt echter niet alleen over de FIOD-zaken, maar ook over de politiezaken. Die zaken gaan over eenvoudige zaken, zoals het niet voldoen aan de administratieverplichting. Daarom gaan OM, politie en FIOD tijdens de Week van de faillissementsfraude gezamenlijk optrekken om ook een aantal eenvoudige faillissementszaken op te sporen en te vervolgen.

In Noord-Nederland vindt de themazitting faillissementsfraude plaats op 22 juni bij de rechtbank in Groningen. De rechtbank buigt zich dan over ongeveer tien zaken die betrekking hebben op eenvoudige faillissementsfraude. Gedacht moet worden aan verdachten die hebben verzuimd de boekhouding van hun failliete organisatie aan de curator uit te leveren.

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^

'Wet versterking positie curator'

Het concept-wetsvoorstel versterking van de positie van de curator vormt een van de pijlers in de herziening van het faillissementsrecht. Auteur bespreekt de tekst van het concept-wetsvoorstel. Achtereenvolgens is er aandacht voor faillissementsfraude, inlichtingen- en medewerkingsverplichtingen, dwangmiddelen en sancties en de nieuwe taken voor de curator in het kader van fraudebestrijding. Met de voorgestelde regeling worden informatie- en medewerkingsverplichtingen van de gefailleerde verruimd waarbij het volgens auteur wel de vraag is of dit voldoende is om een vermoeden van fraude te kunnen melden bij de rechter-commissaris. Bij ingewikkelde zaken zal een curator deskundigen moeten inschakelen om signalen die wijzen op fraude te herkennen. De curator wordt, hoewel dat volgens de memorie van toelichting niet de bedoeling is, feitelijk een verlengstuk van politie, FIOD en Openbaar ministerie. Volgens auteur is het zeer gewenst dat de regeling een goede basis krijgt en de financiële vergoeding voor de fraudesignalering nader wordt ingevuld.

Lees verder:

 

 

Print Friendly and PDF ^

Veroordeling wegens faillissementsfraude: rb houdt bestuurder verantwoordelijk voor bedrieglijke bankbreuk, gepleegd door een rechtspersoon

Rechtbank Rotterdam 15 april 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:3348 Verdachte heeft samen met anderen een bijdrage geleverd aan de doorstart van bedrijf 1 in twee andere bedrijven, die door medeverdachte 1 en door verdachte werden beheerst.

Na de doorstart bleven in bedrijf 1 omvangrijke schulden achter. Omdat een redelijke koopsom ontbrak of niet aan bedrijf 1 ten goede is gekomen resteerden nauwelijks activa en liquide middelen waarop de overige crediteuren van bedrijf 1 verhaal konden nemen. Bedrijf 1 is dan ook in januari 2007 failliet verklaard. Ondanks dit faillissement is verdachte toch over vermogensbestanddelen van bedrijf 1 blijven beschikken.

Bedrijf 1 had haar onderneming gekocht uit het faillissement van bedrijf 4, die haar onderneming had gekocht uit het faillissement van bedrijf 14. Bij al deze vennootschappen waren verdachte en medeverdachte 1 als aandeelhouder of anderszins nauw betrokken. Al deze vennootschappen hebben gedurende hun korte bestaan omvangrijke schulden opgebouwd en onbetaald gelaten. Na het faillissement van bedrijf 1 hebben verdachte en medeverdachte 1 de ondernemingsactiviteiten middellijk voortgezet.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 primair: Medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tezamen en in vereniging met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd.
  • Feit 2 primair: Valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tezamen en in vereniging met anderen feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen.

Ontbreken materiële wederrechtelijkheid?

Met betrekking tot feit 1, onder a, eerste gedachtestreepje is namens de verdachte aangevoerd dat geen sprake was van strafwaardig handelen omdat, onder verwijzing naar het arrest van Hof Arnhem van 15 september 2009 de materiële wederrechtelijkheid zou ontbreken.

Anders dan het Hof in evenbedoeld arrest komt de rechtbank in het voorliggende geval tot de conclusie dat de toepasselijke faillissementsnormen wel zijn geschonden. De onverplichte overdracht van het actief van bedrijf 1, gevolgd door selectieve betaling van een schuldeiser en de onttrekking van goederen aan de boedel terwijl de verdachte wetenschap had van de benadeling van de schuldeisers van bedrijf 1, is, zoals hierboven overwogen, wederrechtelijk. Het verweer dat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt wordt dan ook verworpen.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Doorzoekingen en aanhoudingen in onderzoek naar faillissementsfraude bij taxibedrijf

De FIOD heeft dinsdag vier woningen in de gemeenten Uitgeest, Zaanstad en Middelburg en een bedrijfspand in de gemeente Zaanstad doorzocht. Dat gebeurde in een strafrechtelijk onderzoek naar faillissementsfraude bij een taxibedrijf in de regio Amsterdam. Vijf verdachten zijn aangehouden. Het onderzoek is gestart na aangifte door de curator. De verdenking is dat de verdachten goederen en gelden aan de boedel hebben onttrokken in het zicht van het faillissement. Vermoedelijk is gebruik gemaakt van zogenaamde katvangers; personen die als directeur/grootaandeelhouder naar voren zijn geschoven vlak voordat het faillissement werd aangevraagd. Door gebruik te maken van deze katvangers probeerden de daadwerkelijke eigenaren buiten het zicht van de curator te blijven. Er wordt vermoed dat gebruik is gemaakt van vervalste loonstroken en arbeidscontracten waardoor geen loonbelasting en pensioengelden zijn afgedragen. Daarnaast heeft bij het faillissement geen uitlevering van inventaris plaats gevonden aan de curator. In totaal is vermoedelijk voor een bedrag van meer dan één miljoen euro gefraudeerd.

Bij de doorzoekingen en aanhoudingen – welke plaatsvonden onder leiding van het Functioneel Parket - waren 85 opsporingsambtenaren betrokken. Tijdens de doorzoekingen is beslag gelegd op auto's, computers en administratie. Op twee adressen zijn wietplantages aangetroffen. Deze zijn direct ontmanteld. De aangetroffen hennep is vernietigd.

Faillissementsfraude ondermijnt het vertrouwen in het handelsverkeer, verstoort de concurrentieverhoudingen en brengt de maatschappij op verschillende vlakken schade toe. Burgers en bedrijven moet kunnen vertrouwen op de integriteit van het handelsverkeer. Om dit te waarborgen is een adequate aanpak van faillissementsfraude van essentieel belang.

Bron: Rijksoverheid

 

Print Friendly and PDF ^