Boekhouder veroordeeld wegens faillissementsfraude en opstellen valse balans en valse financiële prognose

Rechtbank Midden-Nederland 22 september 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:7358

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:

Feit 1: verdachte in de periode van 13 juni 2008 tot en met 16 december 2008, als bestuurder van Hannah Klinieken B.V. die op 21 oktober 2008 in staat van faillissement is verklaard, zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude, door de volgende handelingen te verrichten:

A. in de periode van 13 juni 2008 tot en met 16 december 2008, een groot aantal computers, althans één computer, en/of een aantal andere goederen aan de boedel te onttrekken, en/of

B. in de periode van 1 februari 2008 tot en met 16 december 2006 niet te voldoen aan zijn verplichting tot het voeren van een administratie, het bewaren hiervan en het aan de curator ter beschikking stellen van deze administratie.

Feit 2: Hannah Klinieken B.V. in de periode van 30 juni 2008 tot en met 1 oktober 2008, samen met anderen, Dell B.V. en/of GE Capital B.V. en/of IBM Nederland Financieringen B.V. door middel van oplichting heeft bewogen tot:

    • de afgifte van een (groot) aantal computers (met toebehoren) ter waarde van € 104.298,81, en/of
    • het aangaan van een schuld, te weten een/meer leaseovereenkomsten,

terwijl verdachte en/of zijn mededaders daaraan feitelijk leiding en/of daartoe opdracht heeft/hebben gegeven.

Feit 3: verdachte in de periode van 31 december 2007 tot en met 15 juli 2008 een geschrift valselijk heeft opgemaakt/vervalst en dit heeft gebruikt/doen gebruiken, terwijl hij wist/moest vermoeden dat dit stuk/deze stukken bestemd was/waren ter onderbouwing van een aanvraag tot het openen van (een) bankrekening(en) met kredietfaciliteit;

alternatief ten laste gelegd als: verdachte in de periode van 1 juli 2008 tot en met 15 juli 2008, samen met anderen, Coöperatieve Rabobank Zuid-Holland Midden U.A. door middel van oplichting heeft bewogen tot:

    • de afgifte van een geldbedrag (ter waarde van € 28.006,98), althans enig goed, en/of
    • het aangaan van een schuld, te weten een tweetal bankrekeningen met kredietfaciliteit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 (eerste alternatief) heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaringen van verdachte en de medeverdachte 1 als getuige ter terechtzitting.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken, en daarbij enkel ingaan op die standpunten die deugdelijk zijn onderbouwd en zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.

Feiten 

Stichting Cozijnsen Beheer B.V.  Medeverdachte 1 was vanaf 1 februari 2008 tot en met – in ieder geval – 11 december 2008 bestuurder van Stichting Cozijnsen Beheer B.V. Van 24 juni 2008 tot en met – in ieder geval – 11 december 2008 was medeverdachte 2 (verder: medeverdachte 2) tevens bestuurder van Stichting Cozijnsen Beheer B.V.

Oosten Multi Media B.V. medeverdachte 1 was in de periode van 1 februari 2008 tot 24 juni 2008 bestuurder van Oosten Multi Media B.V. Van 24 juni 2008 tot en met – in ieder geval – 11 april 2009 was medeverdachte 2 bestuurder van Oosten Multi Media B.V.

Hannah Klinieken B.V.  Hannah Klinieken B.V. is begin 2008 verkocht aan Oosten Multi Media B.V. Van 16 april 2008 tot 13 juni 2008 was Stichting Cozijnsen Beheer B.V. alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van Hannah Klinieken B.V. verdachte was vanaf 13 juni 2008 alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van Hannah Klinieken B.V.

Medeverdachte 1 heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat hij vanaf mei 2008 voor Hannah Klinieken B.V. is gaan werken. medeverdachte 2, verdachte en hijzelf kenden geen hiërarchie in hun onderlinge samenwerking. Het klopt dat zij één keer in de week gezamenlijk overleg voerden. Dat kan een soort managementoverleg worden genoemd.

Medeverdachte 2 heeft als getuige verklaard dat hij vanaf ongeveer juli 2008 werkzaam is bij Hannah Klinieken B.V. medeverdachte 1 is volgens hem de eigenaar/baas en verdachte de directeur.

Volgens getuige 1 werd medeverdachte 1 de eigenaar/baas toen Hannah Klinieken B.V. in 2008 werd overgenomen. Hij gaf feitelijk leiding. Verdachte was directeur van het bedrijf Hannah Klinieken.

Hannah Klinieken B.V. werd volgens getuige 2 geleid door medeverdachte 1, medeverdachte 2 en verdachte.

Financiële positie Hannah Klinieken B.V. voor faillissement Getuige 3 heeft verklaard dat vanaf mei 2008 de salarissen en overige betalingen niet of nauwelijks meer werden uitgevoerd. Er waren collega’s met een betalingsachterstand van drie maanden. Zelf heeft ze na juli 2008 geen salaris meer gekregen.

Getuige 2 heeft sinds augustus 2008 geen salaris meer ontvangen. Ook werden leveranciers niet meer betaald. Ze kreeg alleen maar boze mensen aan de telefoon die hun geld wilden hebben. Ze heeft die mensen doorverwezen naar medeverdachte 1 en verdachte.

Medeverdachte 2 heeft als getuige verklaard dat hij wist dat er salarisproblemen waren omdat er over werd gepraat en omdat mensen daarover tegen hem gingen aanzeiken. Hij wist ook dat er huurachterstanden waren.

Omstreeks de jaarwisseling van 2008 betaalde Hannah Klinieken B.V. ineens geen huur meer aan de eigenaar van het pand, de heer benadeelde 1. Blijkens het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht van 23 juli 2008 is Hannah Klinieken B.V. hoofdelijk veroordeeld tot ontruiming van het pand voor 23 augustus 2008 en tot betaling van de huurachterstand van € 77.775,00, vermeerderd met de verbeurde boetes ter hoogte van € 13.500,- alsmede de proceskosten van benadeelde 1 ter hoogte van € 1.155,44.

Faillissement Hannah Klinieken B.V.

Hannah Klinieken B.V. is bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 21 oktober 2008 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. M. Verhoeff als curator.

Het oordeel van de rechtbank 

Verdere bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1

Onttrekken goederen aan de boedel - A

Op naam van Hannah Klinieken B.V. is in de periode van 30 juni 2008 tot en met 4 september 2008 een grote hoeveelheid computers met toebehoren besteld bij Dell B.V.

verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van deze bestellingen één Dell laptop heeft ontvangen. Hij heeft nooit voor deze laptop betaald. Hij heeft deze laptop ook niet aangeboden aan de curator in het faillissement.

Boekhoudplicht - B

De curator heeft aan verdachte en medeverdachte 1 verzocht om de administratie van Hannah Klinieken B.V. ter beschikking te stellen. De curator heeft vervolgens geconstateerd dat niet is voldaan aan de boekhoudverplichting op grond van artikel 3:15a BW (de rechtbank begrijpt: 3:15i BW), namelijk de verplichting tot het te voorschijn brengen van de tot de administratie behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarover de bewaarplicht zich uitstrekt.

Getuige 2 heeft verklaard dat verdachte de loonadministratie deed. Ze noemt hem de boekhouder. De administratie werd bewaard in de villa, op de begane grond.

Volgens getuige 3 deed verdachte de boekhouding. De boekhouding stond bij haar op kantoor in de villa. Het klopt niet dat die verloren is gegaan bij de brand. Op verzoek van medeverdachte 1 is de administratie in de week voor de brand op 5 september 2008 ingepakt, omdat deze naar het kantoor van verdachte zou gaan.

Op 3 september 2008 zag zij dat de villa en het bedrijf compleet gestript waren. Alles was weg. De administratie en boekhouding is dus absoluut niet verbrand.

Getuige 4 van verhuis- en opslagbedrijf bedrijf heeft op 2 september 2008 telefonisch van medeverdachte 2 opdracht gekregen om met spoed spullen op te halen bij Hannah Klinieken op de adres in plaats. Vervolgens is een kantoorinventaris bestaande uit onder meer twee à drie dozen administratie uit de villa van genoemd bedrijf bij zijn bedrijf opgeslagen.

Verbalisant 1 heeft verklaard dat uit een afgeluisterd en opgenomen tapgesprek van 23 september 2008, met het bij medeverdachte 1 in gebruik zijnde telefoonnummer nummer, blijkt dat medeverdachte 1 een gesprek voert met ene ‘A’ (fonetisch).

W = medeverdachte 1. O = A.

“W: Wij houden wel bij wat voor omzet er iedere maand gemaakt is, alleen op het moment dat wij die villa zo snel mogelijk leeg moesten maken is alles in dozen gegaan. Dus wij zijn nu al die dozen aan het nalopen waar de omzetgegevens zijn gebleven, maar we kunnen tot op heden de server niet in. O: En wat is er dan met de server? W: Die zit zo vast als een huis. En wat ik nu gedaan heb, is gekeken om de harde schijf er uit te trekken en te kijken of ik die extern kan laten uitlezen.”

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

Bestuurder

Door de verdediging is aangevoerd dat het enkele feit dat de verdachte korte tijd bestuurder is geweest, niet zonder meer redengevend is voor het bewijs. Verdachte zou een zeer beperkt takenpakket hebben gehad en slechts als boekhouder de loonadministratie hebben gevoerd.

De rechtbank acht evenwel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - sinds zijn inschrijving als alleen/bevoegd bestuurder in het handelsregister van de Kamers van Koophandel op 13 juni 2008 tot en met de aangiftedatum van de curator op 16 december 2008 - bestuurder van Hannah Klinieken B.V. is geweest. Naast deze statutaire inschrijving acht de rechtbank voornoemde getuigenverklaringen van getuige 1, getuige 2, medeverdachte 1 en medeverdachte 2 redengevend voor dit ten laste gelegde onderdeel.

Onttrekken goederen aan de boedel - A

Gelet op de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte één ten laste gelegde computer aan de boedel heeft onttrokken voordat het faillissement is uitgesproken.

Door de verdediging is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het bedrieglijk verkorten van de rechten van de schuldeisers door goederen aan de boedel te onttrekken.

Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat verdachte minstens voorwaardelijk opzet moet hebben gehad om de rechten van schuldeisers te verkorten.

De gedragingen van verdachte hebben de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers doen ontstaan, nu de computer anders in de failliete boedel zou zijn gebleven waaruit de schuldeisers voldaan zouden kunnen worden. Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.

Boekhoudplicht - B

Door de verdediging is met betrekking tot de boekhoudplicht ook aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het bedrieglijk verkorten van de rechten van de schuldeisers. Bovendien zou onvoldoende zijn gebleken dat de rechten van de schuldeisers daadwerkelijk zijn verkort.

Zoals hiervoor al aangegeven volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat verdachte minstens voorwaardelijk opzet moet hebben gehad om de rechten van schuldeisers te verkorten en dat niet vereist is dat de rechten van schuldeisers als gevolg van dat handelen ook daadwerkelijk zijn verkort.

Door het niet op vordering van de curator uitleveren van de bestaande administratie heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers doen ontstaan. Zonder administratie heeft de curator immers geen zicht op de baten en lasten van de vennootschap en weet hij daarmee niet wat hij onder welke schuldeisers kan verdelen.

Uit het voorgaande volgt dat ook ten aanzien van deze gedraging aan de voorwaarde is voldaan dat verdachte heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers.

Verdere bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 Bestelling I bij Dell B.V.

Op 30 juni 2008 is er op naam van Hannah Klinieken B.V. een order voor een grote hoeveelheid computers met toebehoren geplaatst bij Dell B.V. De order met nummer 14312883.5 is op 4 juli 2008 op naam van verdachte ondertekend. Hetzelfde geldt voor de bijbehorende lease- en/of financieringsovereenkomst met nummer 103224-0 van G.E. Capital B.V.

medeverdachte 1 heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat hij de order van Dell B.V. en de lease- en/of financieringsovereenkomst van GE Capital B.V. voor verdachte heeft ondertekend, omdat verdachte had aangegeven daarvoor geen tijd te hebben.

Blijkens de lease- en financieringsovereenkomst heeft Hannah Klinieken B.V. aan GE Capital B.V. een machtiging tot automatische incasso verleend tot het afschrijven van het geld van bankrekeningnummer nummer.

Hierna is de bestelling I in gedeelten afgeleverd in de periode van 7 juli 2008 tot en met 25 juli 2008 op de adres te plaats.

Bestelling II bij Dell B.V.

Op 7 augustus 2008 heeft medeverdachte 1 opnieuw contact met Dell B.V. opgenomen voor nog een order.

Op 4 september 2008 is vanaf het e-mailadres E-mailadres de navolgende e-mail gestuurd aan E-mailadres. Touch N’Lease is een tussenpersoon van IBM Nederland Financieringen B.V.

“Hierbij deel ik u mee, dat de heer medeverdachte 2 (…) vandaag bij u langs komt om de contracten te tekenen. Hij heeft hierbij volledige volmacht om namens HannaH Klinieken BV (Amersfoort) rechtsgeldig alle handelingen te verrichten die noodzakelijk en gewenst zijn om de continuïteit van onze onderneming te waarborgen en te garanderen.

Hoogachtend,  verdachte HannaH Klinieken B.V.

Namens Hannah Klinieken B.V. heeft medeverdachte 2 op 4 september 2008 de lease- en/of financieringsovereenkomst van IBM Nederland Financieringen B.V. met nummer 15000027 getekend. medeverdachte 2 geeft daarbij als functie ‘manager’ op.

Blijkens deze lease- en/of financieringsovereenkomst heeft Hannah Klinieken B.V. aan IBM Nederland Financieringen B.V. een machtiging tot automatische incasso verleend tot het afschrijven van het geld van bankrekeningnummer nummer.

Vervolgens heeft de levering van bestelling II plaatsgevonden op de adres te plaats.

In totaal is er voor € 104.298,81 aan computers met toebehoren besteld en afgeleverd bij Hannah Klinieken B.V.

Volgens getuige 3 zouden de computers gebruikt worden in het bedrijf, maar zijn ze door medeverdachte 1 meegenomen. Sinds de aflevering van de dozen op de adres heeft ze de computers niet meer gezien. Ze vond dit gek omdat Hannah Klinieken er financieel niet sterk voor stond.

Uit afgeluisterde en opgenomen tapgesprekken tussen onder meer verdachten medeverdachte 1, medeverdachte 2 en verdachte is gebleken dat medeverdachte 1 op 11 september 2008 Dell B.V. maant tot het leveren van de computers, omdat hij anders zal stoppen met het afnemen van goederen bij Dell B.V. Daarnaast blijkt uit de afgeluisterde en opgenomen tapgesprekken dat medeverdachte 1 en medeverdachte 2 tussen 15 september 2008 en 3 oktober 2008 computers aan derden verkochten. Medeverdachte 1 heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat hij deze afgeluisterde en opgenomen tapgesprekken heeft gevoerd en de daarin beschreven handelingen heeft gepleegd.

medeverdachte 1 heeft verder als getuige ter terechtzitting verklaard dat de 36 dozen met computers en toebehoren - welke dozen op 26 november 2008 in de berging van zijn woning in Nootdorp zijn aangetroffen - onderdeel uitmaakten van de bestellingen die op naam van Hannah Klinieken B.V. bij Dell B.V. zijn gedaan.

Uit de afgeluisterde en opgenomen tapgesprekken blijkt daarnaast dat verdachte op 8 oktober 2008 door de heer benadeelde 2 van Capital Solutions wordt gebeld over de financiering en verzekering van de geleverde Dell apparatuur. verdachte zegt dat hij daarover terug zal bellen.

Uit de aangifte van benadeelde 3 namens Dell B.V. en de overige benadeelden blijkt dat Hannah Klinieken B.V. nooit een termijn heeft betaald aan de financierders.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niemand heeft bewogen tot de afgifte van computers of het aangaan van een schuld in de vorm van een leaseovereenkomst. Verdachte was – anders dan zijn medeverdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 2 – geen feitelijk leidinggever of feitelijk opdrachtgever van de verboden gedragingen. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte door zijn handelen het oogmerk heeft gehad zichzelf of anderen wederrechtelijk te bevoordelen.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat Hannah Klinieken B.V. door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels Dell B.V. heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten een groot aantal computers met toebehoren ter waarde van € 104.298,81. Daarnaast heeft Hannah Klinieken B.V. de bedrijven GE Capital Lease en IBM Nederland Financieringen door middel van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels bewogen tot het aangaan van een schuld in de vorm van leaseovereenkomsten.

Het door Hannah Klinieken B.V. aannemen van een valse hoedanigheid en samenweefsel van verdichtsels heeft er feitelijk uit bestaan dat verdachte en zijn medeverdachten zich hebben voorgedaan als vertegenwoordigers van de betalende klant Hannah Klinieken B.V. ten tijde van het ondertekenen van de offerten en leaseovereenkomsten bij voornoemde bedrijven. Zij hebben dit onder meer gedaan door machtigingen tot automatische incasso af te geven op naam van Hannah Klinieken B.V. die – naar zij wisten – in zeer slechte financiële omstandigheden verkeerde en niet in staat was aan de afgesproken betalingsverplichtingen te voldoen.

Uit niets is gebleken dat Hannah Klinieken B.V., verdachte en zijn medeverdachten de intentie hebben gehad namens Hannah Klinieken B.V. voor de geleverde computers te betalen. Uit de bewijsmiddelen volgt zelfs dat de medeverdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 2 direct na de levering van de Dell-computers aan Hannah Klinieken B.V. over zijn gegaan tot het verkopen van deze computers aan derden. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat het oogmerk bestond om Dell B.V., GE Capital B.V. en IBM Nederland Financieringen B.V. op te lichten.

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen en voornoemde overwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten telkens feitelijk leiding hebben gegeven aan die verboden gedraging.

De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachten geen maatregelen ter voorkoming van de oplichting hebben getroffen, terwijl zij daartoe wel bevoegd en redelijkerwijs gehouden waren. Het waren verdachte en zijn medeverdachten die de feitelijke oplichtingshandelingen namens de rechtspersoon Hannah Klinieken B.V. hebben gepleegd. Zij hebben dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de oplichting zich voor zou doen, waardoor ze die gedraging opzettelijk hebben bevorderd.

Verdere bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3

verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 31 december 2007 tot en met 15 juli 2009 een balans per 31 december 2007 voor CosMedischCentrum B.V. en een financiële prognose voor de jaren 2008 en 2009 voor CosMedischCentrum Amersfoort B.V. heeft opgemaakt. Hij heeft deze stukken ter beschikking gesteld aan medeverdachte 2.

In de financiële prognose voor de jaren 2008 en 2009, gedateerd 14 juli 2008, wordt vermeld dat CosMedischCentrum Amersfoort B.V. op 21 maart 2002 is opgericht.

Blijkens informatie van de Kamers van Koophandel zijn CosMedischCentrum Amersfoort B.V. en CosMedischCentrum B.V. geen bestaande rechtspersonen noch rechtspersonen die in het verleden hebben bestaan.

Wel volgt uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel dat CMC Cosmedisch Centrum Amersfoort een handelsnaam is van Oosten Multi Media B.V. Deze handelsnaam staat echter pas met ingang van 1 februari 2008 en tot en met 24 juni 2008 in het handelsregister geregistreerd.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte de ‘print voor eigen administratie’ betreffende de aangifte inkomstenbelasting 2007 van medeverdachte 2 heeft opgesteld. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte wist dan wel had moeten vermoeden dat de balans en de financiële prognose die door hem zijn opgesteld bestemd waren ter onderbouwing van een aanvraag tot het openen van (een) bankrekening(en) met kredietfaciliteit. Verdachte moet dan ook partieel worden vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging.

Gelet op de bewijsmiddelen is de rechtbank met betrekking tot de balans en de financiële prognose van oordeel dat verdachte deze stukken valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk deze als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken. De rechtbank baseert dit oordeel op het door de verdachte opmaken van die stukken op naam van rechtspersonen die nooit bestaan hebben, alsmede het door de verdachte aan medeverdachte 2 ter beschikking stellen van deze stukken.

Nu de rechtbank de aan verdachte onder 3 eerste alternatief ten laste gelegde valsheid in geschrift bewezen acht, komt de rechtbank niet toe aan een oordeel over de onder 3 als tweede alternatief ten laste gelegde oplichting.

De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

Bewezenverklaring

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

  • Feit 1: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, enig goed aan de boedel onttrekken, en niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld.
  • Feit 2: oplichting, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
  • Feit 3: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, aan de verdachte opleggen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude, oplichting en valsheid in geschrift.

Kort voor het faillissement is op naam van Hannah Klinieken B.V. een grote hoeveelheid Dell-computers besteld en afgeleverd. Verdachte was op dat moment alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van Hannah Klinieken B.V. en heeft zich één van deze computers toegeëigend zonder daar voor te betalen of hiervan melding aan de curator te maken. Door aldus te handelen heeft verdachte als bestuurder van de failliete rechtspersoon de schuldeisers in het faillissement benadeeld. Deze computer had de curator immers kunnen verkopen en de opbrengst (na aftrek van de kosten) onder de gezamenlijke schuldeisers kunnen verdelen.

Door bovendien na te laten een deugdelijke administratie te voeren en deze administratie aan de curator te overhandigen, zijn de rechten van de schuldeisers eveneens benadeeld. De verdachte heeft het de curator door zijn handelen immers lastig gemaakt het faillissement op een juiste wijze af te wikkelen en de schuldeisers (voor zover mogelijk) schadeloos te stellen. De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zich als boekhouder van Hannah Klinieken B.V. schuldig heeft gemaakt aan dit strafbare handelen.

Verdachte heeft daarnaast feitelijk leiding gegeven aan het oplichten van de bedrijven Dell B.V., GE Capital Lease, IBM Nederland Financieringen door Hannah Klinieken B.V. Voornoemde bedrijven zijn door deze oplichting bewogen tot de afgifte van een groot aantal computers met toebehoren ter waarde van € 104.298,81 en bijbehorende leaseovereenkomsten. Er is nooit voor deze computers met toebehoren betaald.

Tot slot heeft verdachte een valse balans en een valse financiële prognose opgesteld teneinde deze valse stukken door anderen te laten gebruiken. Hiermee is het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer bestaat in de juistheid van dit soort geschriften beschaamd. Verdachte heeft deze stukken onder de naam van zijn bedrijf ‘CLW Accountancy’ opgesteld en de rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich in die hoedanigheid schuldig heeft gemaakt aan dit strafbare handelen.

Daar komt nog bij dat de verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen. Hij schuift de schuld in de schoenen van andere natuurlijke personen alsmede rechtspersonen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

Hof veroordeelt verdachte na verwijzing van de HR voor bedrieglijke bankbreuk. Verdachte heeft niet voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van administratie.

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 4 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:351

Hof veroordeelt verdachte na verwijzing van de Hoge Raad voor bedrieglijke bankbreuk. Verdachte heeft als bestuurder/penningmeester van de Stichting niet voldaan aan de op hem op grond van de artikelen 2:10 en 3:15a (oud; thans artikel 3:15i) BW rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van de administratie. Hij wist in de tenlastegelegde periode, waarin hij bestuurder/penningmeester was van de Stichting, dat door de Stichting niet op zodanige wijze een administratie werd gevoerd dat hieruit te allen tijde zonder veel moeite een betrouwbaar inzicht in de vermogenstoestand en de rechten en verplichtingen van de Stichting kon worden verkregen. Verdachte wist dat er een faillissement voor de stichting dreigde. Dat dreigende faillissement is uiteindelijk ook gevolgd. Het is een feit van algemene bekendheid dat nalatigheden in het voeren van een deugdelijke administratie zoals hier aan de orde om redenen als vermeld in het arrest leiden tot tenminste een aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers in het faillissement. Verdachte had minst genomen in voorwaardelijke zin zijn opzet gericht op de bedrieglijke verkorting van de rechten (benadeling) van de schuldeisers.

Procesverloop

Het gerechtshof Arnhem heeft in hoger beroep bij arrest van 13 juli 2007 (parketnummer 21-002310-05) - met vernietiging van bovengenoemd vonnis - de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 16 februari 2010 (nr. S 08/02171) voormeld arrest vernietigd enkel ten aanzien van de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging en de zaak teruggewezen naar het hof Arnhem, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Het gerechtshof Arnhem heeft daarna bij arrest van 17 augustus 2011 (parketnummer 21-001284-10) - met vernietiging van bovengenoemd vonnis voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld en (ter zake van beide feiten) een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis.

De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 14 januari 2014 (nr. S 11/05755) voormeld arrest vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof, teneinde de zaak op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Aan het oordeel van dit hof zijn thans nog onderworpen de beslissingen ter zake het onder 1 ten laste gelegde feit en de strafoplegging. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op die gedeelten van het beroepen vonnis.

Standpunt AG en verdediging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.

Door de verdediging is vrijspraak bepleit, subsidiair verzocht om, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, geen voorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen.

Oordeel hof

Door de verdediging is aangevoerd dat de administratie wel toereikend was en dat, indien het hof van mening mocht zijn dat verdachte niet aan de boekhoudverplichting heeft voldaan, verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de rechten van de schuldeisers van de rechtspersoon hierdoor zouden worden verkort.

Het hof overweegt als volgt.

Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is ten minste vereist dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ten opzichte van het voeren van een deugdelijke administratie in de zin van artikel 2:10 en/of 3:15a (oud) BW. Voorts moet dit nalaten zijn verricht “ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon”. Dit wil zeggen dat verdachte het opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten der schuldeisers (oftewel op de benadeling van de schuldeisers), waarbij voorwaardelijk opzet voldoende is. Voor het bewijs van dit voorwaardelijk opzet is allereerst vereist dat de gedragingen van verdachte tenminste de aanmerkelijke kans op die benadeling hebben doen ontstaan. Daarnaast moet de verdachte die aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard.

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat naam Stichting bij vonnis van de rechtbank Zwolle op 4 oktober 2000 failliet is verklaard waarbij mr. J.A. Werner tot curator is benoemd. Voorts blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode formeel bestuurder was van naam Stichting voor naamswijzigingen vanaf 12 mei 2000 van naam Stichting na naamswijziging (verder aangeduid als de Stichting) en dat hij uit hoofde van zijn functie als penningmeester samen met de andere bestuursleden de verantwoordelijkheid droeg voor het financieel beheer en de financiële administratie van de Stichting.

Ondeugdelijke boekhouding

Het bestuur van de Stichting was in de bewezenverklaarde periode ingevolge artikel 2:10 BW en artikel 3:15a (oud; thans artikel 3:15i) BW verplicht in de periode vóór faillissement van de vermogenstoestand en van alles betreffende de werkzaamheden, naar de eisen die uit deze werkzaamheden voorvloeien, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de Stichting konden worden gekend.

De Stichting regelde de financiële zaken voor personen met grote financiële problemen, wat de importantie van deze verplichting benadrukt, te meer nu de Stichting voor de gelden van de cliënten waarvoor zij het bewind voerde geen derdenrekening aanhield. Verdachte had als bestuurder/penningmeester derhalve de taak ervoor zorg te dragen dat een zodanige administratie werd gevoerd en dat deze op zodanige wijze werd bewaard dat hieruit te allen tijde zonder veel moeite een betrouwbaar inzicht in de vermogenstoestand en de rechten en verplichtingen van de Stichting kon worden verkregen.

Verdachte heeft ter terechtzitting van het gerechtshof Arnhem op 29 juni 2007 verklaard dat hij, toen het faillissement van de Stichting werd uitgesproken, geen administratie meer had van de Stichting, dat hij via betrokkene 1 en betrokkene 2 vóór het faillissement de administratie van de Stichting had ontvangen (acceptgiro’s en dozen met ordners) en dat hij die linea recta naar betrokkene 3 heeft gebracht. Dit wordt bevestigd door betrokkene 1, die vanaf mei 1999 de administratie van de Stichting deed. Zij heeft tegenover de FIOD verklaard dat zij op 7 september 2000 van verdachte de opdracht kreeg om de administratie van de Stichting veilig te stellen, dat zij vervolgens een deel naar verdachte heeft gebracht en het andere deel naar de familie betrokkene 2, waar verdachte dat andere deel weer heeft opgehaald. betrokkene 1 heeft verder verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij de boekhouding heeft overgedragen aan betrokkene 3. betrokkene 3 verklaarde tegenover de FIOD dat verdachte in het bezit was gekomen van de administratie van de Stichting en dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat die administratie bij hem, betrokkene 3, kwam. Met administratie bedoelt hij de maandoverzichten van de klanten die onder zijn beheer stonden, want een financiële administratie was er niet. betrokkene 3 heeft verklaard dat hij alles aan de curator heeft gegeven. De doos met bankafschriften van de Stichting die tijdens de doorzoeking op 5 juni 2003 in zijn woning werd aangetroffen, was volgens betrokkene 3 abusievelijk achtergebleven in zijn woning.

Op 30 augustus 2001 heeft de curator, mr. Werner, aangifte gedaan van bedrieglijke bankbreuk. In deze aangifte geeft mr. Werner aan dat, voor zover hij heeft kunnen constateren, er binnen de Stichting geen andere administratie aanwezig was dan de klad kasadministratie/handmatig bijgehouden kasboek die/dat hij van de eerder uitgetreden bestuurder betrokkene 3 had ontvangen. Ondanks herhaalde vragen aan betrokkene 3 en verdachte heeft de curator niet meer ontvangen dan op 7 mei 2001 een aantal dozen met administratieve bescheiden, waarvan de curator aan de FIOD een kopie van de specificatie van de inhoud heeft overhandigd. Deze specificatie vermeldt afschriften van drie bankrekeningnummers informatie bankrekeningen); een aantal kasstukken en –overzichten uit 1997, 1998, januari-maart 1999 en 18 archiefdozen met cliëntendossiers.

Uit voormelde specificatie - die blijkens het voorafgaande, behoudens de tijdens de doorzoeking bij betrokkene 3 aangetroffen bescheiden, de gehele gevoerde administratie van de Stichting betrof - blijkt dat er geen balansen, staten van baten en lasten, grootboeken en dagboeken zijn aangetroffen. Ook bij de stukken die op 5 juni 2003 in de woning van betrokkene 3 zijn aangetroffen ontbraken dergelijke stukken.

In de door verdachte als voormalig penningmeester en betrokkene 3 als voormalig bewindvoerder ondertekende brief van 11 oktober 2000 aan de curator wordt ook geschreven dat er bij de naam Stichting voor naamswijzigingg een boekhouding was en dat de financiële klantenadministratie doorgaans maandelijks werd bijgewerkt.

Uit het vorenstaande leidt het hof af dat verdachte in de ten laste gelegde periode als bestuurder/penningmeester van de Stichting niet heeft voldaan aan de op hem op grond van de artikelen 2:10 en 3:15a (oud; thans artikel 3:15i) BW rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van de administratie.

II. Wetenschap verdachte over ondeugdelijke boekhouding

Verdachte heeft in zijn verklaring tegenover de verbalisanten op 3 april 2003 aangegeven dat toen hij bestuurder/penningmeester werd mevrouw betrokkene 1 de administratie deed, dat hij zich niet met de dagelijkse gang van zaken bemoeide en dus weinig over de boekhouding kan vertellen, dat er onder zijn verantwoording als penningmeester door de Stichting over de jaren 1999 en 2000 nooit een jaarrekening is opgemaakt en dat hij niet wist waaruit de administratie buiten het kladkasboek bestond en of er ooit een kascontrole werd gehouden.

Ter terechtzitting van het hof Arnhem d.d. 29 juni 2007 verklaarde hij dat de ECD langs was geweest voor een controle en dat toen werd aangegeven dat het anders moest. Gelet op de opmerking van verdachte op diezelfde terechtzitting dat ze naar aanleiding van de opmerkingen van de ECD de administratie na 1 januari 2000 wilden veranderen, moet dit vóór 1 januari 2000 zijn geweest. Verder verklaarde verdachte tijdens die terechtzitting dat er vroeger grootboekrekeningen waren per cliënt en dat deze niet meer werden bijgehouden toen hij kwam.

betrokkene 3 heeft in zijn verklaring tegenover de verbalisanten op 27 augustus 2003 verklaard dat verdachte al in mei 1999 een aantekening in het kasboek heeft gemaakt die luidde: "Het kasboekje is een rotzootje. Hiervoor neem ik geen verantwoording". Voorts verklaarde betrokkene 3 dat er geen financiële administratie (boekhouding) was en dat de boekhouding uit niet meer bestond dan een slecht bijgehouden kasboek.

Uit het vorenstaande volgt dat verdachte in de tenlastegelegde periode, waarin hij bestuurder/penningmeester was van de Stichting, wist dat door de Stichting niet op zodanige wijze een administratie werd gevoerd dat hieruit te allen tijde zonder veel moeite een betrouwbaar inzicht in de vermogenstoestand en de rechten en verplichtingen van de Stichting kon worden verkregen.

III. Wetenschap verdachte van mogelijk faillissement

betrokkene 3 heeft op 9 oktober 2000 tegenover de verbalisanten verklaard dat door de Stichting een nieuw pand werd gehuurd waardoor voor 15.000 gulden aan garantiesom en huurbijdrage kwam open te staan en dat voor 25.000 gulden goederen werden besteld bij Ikea waarvoor geen dekking was. Omdat betrokkene 3 voorzag dat de stichting daardoor grote financiële problemen zou krijgen, is hij toen opgestapt. Hij heeft verdachte verzocht om aan te blijven als penningmeester, wat verdachte heeft gedaan. Uit stukken van de Kamer van Koophandel blijkt dat betrokkene 3 op 31 maart 1999 uit de functie van bestuurder/vice-voorzitter is getreden.

In de brief van verdachte en betrokkene 3 aan de Gerechten Lelystad d.d. 16 januari 2001, gevoegd als bijlage bij het verhoor door de rechter-commissaris van betrokkene 4, wordt gemeld dat mevrouw betrokkene 5 “een dreigend en onafwendbaar faillissement wilde; hof omzeilen door een naamswijziging door te voeren, genaamd naam Stichting na naamswijziging om de aanspraken van de verhuurder en van Ikea te omzeilen, hetgeen niet is gelukt”. Uit het formulier wijziging vennootschaps- of rechtspersoongegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte op 17 mei 2000 dit formulier heeft ingevuld, waarin hij heeft verzocht om de naam van de naam Stichting voor naamswijziging per 12 mei 2000 te wijzigen in naam Stichting na naamswijziging. 

Verdachte heeft ter terechtzitting van het gerechtshof Arnhem d.d. 29 juni 2007 verklaard dat hij wist dat het faillissement in de lucht hing en dat “het kon vriezen en (…) kon dooien”, en dat ze hebben geprobeerd het tegen te houden door het laminaat te betalen. Volgens verdachte werd in september 2000 met een faillissement gedreigd.

Uit het vorenstaande leidt het hof af dat verdachte in ieder geval op 17 mei 2000 wist dat er een faillissement voor de stichting dreigde en dat deze dreiging is blijven bestaan. Dat dreigende faillissement is uiteindelijk ook gevolgd. Volgens mededeling van de curator waren er activa van de boedel voor een totaalbedrag van fl. 1.200,00. De schuldenlast bedroeg FL. 74.431,28.

IV. Opzet verdachte op verkorting rechten schuldeisers

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bezien in het licht van de overige bewijsmiddelen, kan worden geconcludeerd dat er tijdens het bestuurderschap van verdachte in de bewezenverklaarde periode sprake was van een ondeugdelijke boekhouding bij de Stichting en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Verder is komen vast te staan dat De Stichting in ieder geval omstreeks mei 2000 op een faillissement afstevende en dat verdachte daarvan op de hoogte was en daarmee ook rekening hield. Desondanks heeft hij, als bestuurder van de stichting, toen nagelaten om maatregelen te nemen om de boekhouding op orde te krijgen.

Gelet op het feit dat, naar het oordeel van het hof, de Stichting vanaf omstreeks mei 2000 op een faillissement afstevende, bestond vanaf die tijd ten minste de aanmerkelijke kans dat schuldeisers in het faillissement zouden worden benadeeld door voormeld nalaten een deugdelijke administratie te voeren. De curator in het faillissement zou immers op basis van deze administratie niet in staat zijn om binnen redelijke termijn overzicht te krijgen van de rechten en de plichten van de failliete Stichting. Ook zou de curator bij gebreke van een deugdelijke administratie geen, althans slecht zicht hebben op eventuele onttrekkingen aan de boedel of andere onregelmatigheden voorafgaand aan het faillissement van de Stichting en aldus aanmerkelijk zijn beperkt in zijn mogelijkheden om door middel van een Actio Pauliana, acties uit onrechtmatige daad of ingevolge de Wet Bestuurdersaansprakelijkheid ingeval van Faillissement de daaruit ontstane schade voor de schuldeisers te beperken.

Zoals gezegd, is komen vast te staan dat verdachte omstreeks mei 2000 rekening hield met een faillissement van De Stichting en op de hoogte was van de zeer ondeugdelijke administratie. Het is een feit van algemene bekendheid dat nalatigheden in het voeren van een deugdelijke administratie zoals hier aan de orde om voormelde redenen leiden tot tenminste een aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers in het faillissement. Ook verdachte moet hiervan, temeer gelet op zijn beroep van kandidaat-notaris, op de hoogte zijn geweest. Door toen desondanks geen maatregelen te nemen als hiervoor bedoeld, heeft verdachte die aanmerkelijke kans dan ook bewust aanvaard.

Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin zijn opzet gericht had op de bedrieglijke verkorting van de rechten (benadeling) van de schuldeisers en verwerpt daarom de verweren van de verdediging.

Bewezenverklaring

Het bewezen verklaarde levert op: het als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15a, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Dit feit is strafbaar gesteld in artikel 343, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafrecht zoals het luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

Strafoplegging

Het hof veroordeelt de verdachte ter zake van het thans onder 1 en bij arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 13 juli 2007 onder 2 bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 80 uur.

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Het hof heeft daarbij gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het als bestuurder van een Stichting plegen van bedrieglijke bankbreuk en aan valsheid in geschrift (zoals bewezen verklaard door het gerechtshof Arnhem bij arrest van 13 juli 2007, parketnummer 21-002310-05). Bij het laatstgenoemde feit gaat het om een geschrift waarin valselijk wordt vermeld dat verdachte een volmacht geeft in zijn hoedanigheid van penningmeester van naam Stichting na naamswijziging. In dit geschrift meldt verdachte zijn toenmalige beroep/ambt van kandidaat-notaris en het geschift is voorzien van een stempel van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Verdachte misbruikte dus het imago van betrouwbaarheid van het notariaat.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

'Help curator om faillissementsfraude echt te zien'

Het kabinet maakt haast met het aanscherpen van de faillissementswet. In het laatste ingediende wetsvoorstel, het Voorontwerp ‘versterking positie curator voor de bestrijding van faillissementsfraude’, wordt curatoren een wettelijke (fraude)signalerende taak opgelegd. Hieraan zullen velen echter niet kunnen voldoen.

Lees verder:

Meer weten over het wetsvoorstel versterking positie curator? Kom dan op donderdag 26 maart 2015 naar de Cursus Faillissementsfraude. Tijdens deze cursus zal aandacht worden besteed aan de strafrechtelijke, civielrechtelijke én fiscaalrechtelijke aspecten van faillissementsfraude.
Klik hier voor meer informatie. 
Print Friendly and PDF ^

Uitspraak in onderzoek naar o.a. faillissementsfraude en witwassen

De rechtbank heeft gisteren uitspraak gedaan in de zaken tegen 11 verdachten in het ZION-onderzoek. Een onderzoek naar faillissementsfraude, witwassen, criminele organisatie en valsheid in geschrift gepleegd in de periode van 2011 tot 2013.

Lege handen

De hoofdverdachte, een 50-jarige man uit Venray, is veroordeeld voor het in een georganiseerd crimineel verband plegen van faillissementsfraude, witwassen en valsheid in geschrift. B.V.’s werden in het zicht van een faillissement overgenomen en leeggetrokken, zodat de schuldeisers met lege handen achterbleven. De rechtbank heeft de hoofdverdachte een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd, waarbij naast de ernst van de feiten en zijn strafblad, ook rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij schoon schip heeft gemaakt. Omdat verdachte de feiten heeft gepleegd in de uitoefening van het beroep van statutair directeur, mag hij gedurende 5 jaar niet het beroep van statutair bestuurder van rechtspersonen uitoefenen. Als bijkomende straf heeft de rechtbank ook de openbaarmaking van het vonnis gelast. De ontnemingszaak wordt later behandeld.

Overige verdachten

Een andere verdachte, een 34-jarige man uit Duitsland, die zeer nauw met de hoofdverdachte heeft samengewerkt, is veroordeeld voor gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie tot een gevangenisstraf van 16 maanden. Daarbij is ook rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder veroordeeld is. Hij moet een bedrag van ruim € 7.700,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel terug te betalen.

Zeven andere verdachten zijn veroordeeld tot straffen variërend van een deels voorwaardelijke geldboete tot werkstraffen al dan niet gecombineerd met voorwaardelijke gevangenisstraffen. Twee andere verdachten zijn vrijgesproken.

Print Friendly and PDF ^

Doorzoekingen en aanhouding in onderzoek naar faillissementsfraude

De FIOD heeft woensdag doorzoekingen gedaan in vier woningen en vier bedrijfspanden in Veendam, Emmen, gemeente Menterwolde en Oude Pekela in een onderzoek naar faillissementsfraude en belastingfraude.

De verdenking is dat er goederen en geld zijn onttrokken aan de failliete boedel van een bedrijf. Het nadeel wordt geschat op circa een miljoen euro en auto’s. De vermoedelijke katvanger is aangehouden voor verhoor. Het gaat om een 38-jarige man uit de gemeente Menterwolde. Er is administratie in beslag genomen. Het onderzoek is gestart na aangifte door de curator.

Bron: Rijksoverheid

Print Friendly and PDF ^