Leestip: Handboek Arbobeleidsregels 2016-2017 | Arborechten en plichten toegelicht

Het creëren van een veilige en gezonde werkplek, is het uitgangspunt van de huidige arbowet- en regelgeving. Maar wetgeving is niet altijd even gemakkelijk te interpreteren. In de plaats van de Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving, die een uitleg gaven aan de wettelijke voorschriften, zijn de arbocatologi gekomen. Daarvoor is de Beleidsregel arbocatalogi 2010 vastgesteld. Daarnaast is een viertal beleidsregels vastgesteld in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving van de arbowetgeving, namelijk de Beleidsregel handhaving- en sanctioneringkader Besluit risico’s zware ongevallen 2015, de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten en de Beleidsregel openbaarmaking inspectiegegevens bij zware of ernstige asbestovertredingen. Ook zijn als uitvloeisel van de wijziging van het stelsel van certificering de Beleidsregels maatregelenbeleid certificatie-instellingen vastgesteld.

Samen met de handboeken Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling biedt dit boek een compleet overzicht van alle arborechten en -verplichtingen in Nederland. Deze reeks vormt dé standaard voor iedereen die in de dagelijkse praktijk met arbeidsomstandigheden te maken heeft.

Praktische informatie

  • Auteur:  Mr. dr. J. van Drongelen is universitair hoofddocent Sociaal Recht en Sociale Politiek Universiteit van Tilburg en als adviseur verbonden aan De Voort Advocaten | Mediators in Tilburg.
  • Taal: Nederlandstalig
  • Bindwijze: paperback
  • Aantal pagina's: 160
  • Uitgever: Sdu uitgevers
  • Druk: 18
  • Verschijningsdatum: 03-05-2016
  • ISBN: 9789012397490

Klik hier om het boek te bestellen via Jongbloed.

Print Friendly and PDF ^

Column: Ernstig arbeidsongeval? Pas op voor het OM

Door Melissa Slaghekke (Cleerdin & Hamer Advocaten) en Sabine van den Berg (Van Gessel Jonge Vos Hammerstein Advocaten)

Twee doden na val uit hoogwerker Zaltbommel; arbeidsinspectie stelt onderzoek in”.1 Een naar bericht dat op 3 mei 2016 door de media werd gebracht. En het staat niet op zichzelf. Een ernstig ongeval op de werkvloer kan en mag niet gebeuren, maar vindt soms toch plaats. Wat was de oorzaak van het ongeval? En had dit ongeluk kunnen worden voorkomen? Zo ja, door wie? Bij een ernstig bedrijfsongeval zijn doorgaans meerdere partijen betrokken, zoals bijvoorbeeld de betreffende werknemers(s), de werkgever, een eventuele opdrachtgever en/of een fabrikant van het werkmateriaal. Allen lopen een risico op aansprakelijkheid, waarbij ook strafrechtelijke aansprakelijkheid niet valt uit te sluiten.

Met name de werkgever loopt een aanzienlijke kans om in het vizier van het Openbaar Ministerie te geraken. Ingeval van een ernstig ongeval (met dodelijk of zwaar lichamelijk letsel) waarbij sprake is van een vermoedelijke overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), wordt in beginsel de werkgever als verdachte aangemerkt. Dit blijkt uit de Aanwijzing handhaving Arbeidsomstandighedenwet (hierna: ‘de Aanwijzing’), waarin de beleidsregels van het Openbaar Ministerie zijn opgenomen voor de vervolging van verdachten die de strafrechtelijke bepalingen van de Arbowet hebben overtreden.

De Arbowet bevat algemene rechten en plichten voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen. Doel is om ongevallen en ziekten, veroorzaakt door het werk, te voorkomen. De Inspectie SZW, directie Arbo, is belast met de handhaving van de Arbowet. Volgens de Aanwijzing dient handhaving grotendeels bestuursrechtelijk plaats te vinden. Het strafrecht is slechts aangewezen voor ernstige overtredingen van die bepalingen van de Arbowet, die zijn aangewezen als economische delicten in de zin van de Wet op de economische delicten (WED). Meest in het oog springend is in dit verband art. 32 van de Arbowet. In dit artikel is strafbaar gesteld het in strijd met de Arbowet handelen of nalaten indien daardoor mogelijk levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers ontstaat of te verwachten is. Indien opzettelijk begaan levert overtreding van art. 32 Arbowet een misdrijf op, zo niet dan is sprake van een overtreding.

Waarom springt deze bepaling in het oog? Art. 32 Arbowet formuleert duidelijk een zorgvuldigheidsnorm voor de werkgever; wanneer de werkgever niet voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen om een arbeidsongeval te voorkomen, kan dit de hem (strafrechtelijk) worden aangerekend. Een zeer breed geformuleerde zorgvuldigheidsnorm die de bewijslast van het Openbaar Ministerie vereenvoudigt. Hoewel het niet in acht nemen van de vereiste zorgvuldigheid onzes inziens niet snel zou (mogen) resulteren in het aannemen van voorwaardelijk opzet, maakt deze brede strafbaarstelling de kans aanzienlijk op een bewezenverklaring voor in elk geval de overtredingsvorm.

Het is mogelijk vanuit dat gezichtspunt te verklaren dat het Openbaar Ministerie graag de regie naar zich toe trekt indien er sprake is van een bedrijfsongeval met dodelijke afloop dan wel zwaar lichamelijk letsel. Strafvervolging lijkt op voorhand ‘succesvol’ te zullen zijn voor het Openbaar Ministerie, gelet op de breed geformuleerde zorgvuldigheidsnorm van art. 32 Arbowet. Uit de Aanwijzing volgt dat indien er sprake is van een vermoedelijke overtreding van art. 32 Arbowet en/of art. 307 Sr (dood door schuld) dan wel art. 308 Sr (zwaar lichamelijk letsel door schuld), de officier van justitie de leiding over het onderzoek van de Inspectie SZW overneemt. Pas als het Openbaar Ministerie beslist om niet (verder) te vervolgen, kan de Inspectie SZW bezien of de zaak in bestuursrechtelijk opzicht een vervolg dient te krijgen. Dit terwijl de Aanwijzing in beginsel bestuursrechtelijke handhaving vooropstelt. Het is echter op basis van de Aanwijzing onduidelijk welke aspecten de officier van justitie meeneemt in zijn beslissing om al dan niet strafrechtelijk te vervolgen.

Indien een bedrijfsongeval resulteert in de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel ligt het primaat tot handhaving dus bij een officier van justitie. Het gevolg van het bedrijfsongeval lijkt dan ook richtinggevend te zijn voor de keuze voor handhaving via het bestuursrecht of strafrecht. De vraag is of dit wenselijk is. Onzes inziens ligt in de rede de keuze voor handhaving via het bestuursrecht dan wel strafrecht afhankelijk te stellen van meerdere criteria, waarbij de ernst van de overtreding van de betreffende zorgvuldigheidsnorm(en) vooropgesteld dient te worden. Oftewel: hoe ernstig is het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt? Indien er sprake is van een bedrijfsongeval met zwaar lichamelijk letsel, maar de werkgever slechts een zeer gering tot geen verwijt kan worden gemaakt, is een strafrechtelijke vervolging niet passend. Als hier op basis van het gevolg van het bedrijfsongeval toch voor wordt gekozen kan de keuze voor een strafrechtelijke vervolging verregaande consequenties hebben voor de onderneming. Het (publiekelijk) aanmerken als verdachte-onderneming kan er namelijk in resulteren dat zakenpartners van de onderneming zich terugtrekken. Dat een strafrechtelijke veroordeling nog meer voeten in de aarde heeft spreekt in dat verband voor zich. Bijvoorbeeld in het kader van de Wet Bibob, maar ook kan worden gedacht aan de beoordeling van herfinancieringen. Een ondernemer heeft altijd wat uit te leggen, terwijl het verwijt dat hem valt te maken wellicht zeer gering is geweest.

Om kort te gaan. Op basis van de huidige Aanwijzing lijkt het beeld te ontstaan dat de keuze voor strafrechtelijke dan wel bestuursrechtelijke afdoening enkel en alleen is ingegeven door (de ernst van) het gevolg van een bedrijfsongeval, terwijl meerdere criteria een rol dienen te spelen. Het verdient wat ons betreft dan ook aanbeveling om de Aanwijzing aan te passen, in die zin dat de beoordelingscriteria duidelijker uiteengezet worden. In dat verband dient de ernst van het verwijt dat de onderneming valt te maken richtinggevend te zijn bij het maken van de keuze van afdoening.

 

[1] http://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2109436/Twee-doden-na-val-uit-hoogwerker-Zaltbommel-arbeidsinspectie-stelt-onderzoek-in.

 

Print Friendly and PDF ^

Dodelijk ongeval bij het aanbrengen/plaatsen van een damwand. Vrijspraak van het als werkgever (opzettelijk) handelen of nalaten in strijd met de Arbowet en/of het Arbobesluit.

Rechtbank Gelderland 28 april 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2366 De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie heeft verdachte opzettelijk handelingen verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl daardoor, naar zij redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers te verwachten was.

Werknemers hebben werkzaamheden binnen de actieradius van de machine en het trilblok verricht, terwijl in de bedieningshandeling van Hyundai (de fabrikant van de graafmachine) en in de instructie- en veiligheidsvoorschriften van Verachtert (de fabrikant van de connectomaat/het hydraulisch snelwisselsysteem) en SAES (de fabrikant van het trilblok) staat aangegeven dat dit niet mag. Omdat dit een evident gevaarlijke manier van werken is, had in de Risico-inventarisatie en Evaluatie van verdachte moeten worden onderzocht of dit kon worden ondervangen door een andere manier van werken, bijvoorbeeld vanaf een ponton in het water en/of door het gebruik van een handgreep zodat op afstand gewerkt kan worden, hetgeen niet is gebeurd.

In de destijds geldende RI&E van 2009 is evenmin een beschrijving gegeven van de werkzaamheden, zoals die in de onderhavige zaak zijn uitgevoerd, en de daarbij ingezette arbeidsmiddelen met de daarbij behorende specifieke gevaren en risico’s voor werknemers.

De graafmachine is ook niet gekeurd en geschikt gemaakt voor het funderingswerk waar het voor gebruikt werd (het plaatsen van damwanden).

Na het ongeval is geconstateerd dat de spie klem liep tegen de constructie van het trilblok, waardoor deze niet volledig in de spievanger getrokken werd. Het uitrustingsstuk was dus onvoldoende vergrendeld. Dit is veroorzaakt doordat de arbeidsmiddelen die zijn gecombineerd (de graafmachine, het snelwisselsysteem en het trilblok) om daarmee damwanden te kunnen plaatsen, van verschillende fabrikanten zijn. Door de fabrikant van het snelwisselsysteem is ook aangegeven dat daaraan alleen een adapterplaat bevestigd mag worden van hetzelfde merk. Verdachte had daarom bij de fabrikant na moeten gaan of ook met de gebruikte adapterplaat gewerkt kon worden. Dat zij dit niet heeft gedaan, valt haar te verwijten.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht verdachte van het feit vrij te spreken, nu primair, verdachte alles gedaan heeft ter voorkoming van gevaar voor anderen, en subsidiair, het dossier onvoldoende bewijs bevat dat het verwezenlijkte gevaar voorzienbaar was, en meer subsidiair, enige vorm van opzet niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Beoordeling door de rechtbank

Uit de verklaringen van de vertegenwoordiger van verdachte, de verkoper van de graafmachine en het snelwisselsysteem, aannemer naam 1, naam 2 die het Aboma-rapport heeft opgesteld en naam 3, die als preventieadviseur, hoger veiligheidskundige en adviseur arbeidsomstandigheden de RI&E van verdachte heeft opgesteld, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het aanbrengen van een damwand, zoals dat in de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden, onvermijdelijk met zich brengt dat zich daarbij op momenten een medewerker binnen de actieradius van de graafmachine en het trilblok bevindt. Om de planken precies te kunnen plaatsen is geleiding van de planken door een persoon nodig. Dit kan onvoldoende ondervangen worden door het gebruik van een handgreep, terwijl het gebruik van een ponton extra risico’s met zich brengt.

Eveneens volgt uit deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank dat de maatvoering van adapterplaten van trilblokken, die bevestigd worden aan de snelwisselsystemen, gestandaardiseerd is. Dat de oorzaak van het losraken van het trilblok in de onderhavige zaak gelegen was in een andere maatvoering van de adapterplaat, zoals door veiligheidskundige naam 4 en arbeidsinspecteur naam 5 ter zitting naar voren is gebracht, is strijdig met het voorgaande. naam 2 heeft ter terechtzitting ook toegelicht dat, zoals hij in zijn rapport reeds naar voren heeft gebracht, er verschillende factoren ten grondslag kunnen hebben gelegen aan het losraken van het trilblok en dat niet vastgesteld kan worden wat de meest waarschijnlijke oorzaak is. Hij heeft naar zijn zeggen ter plaatse in ieder geval niet geconstateerd dat de maatvoering van de adapterplaat niet paste bij het snelwisselsysteem.

Uit de verklaringen van naam 2 en naam 3 volgt dat het combineren van een graafmachine, snelwisselsysteem en trilblok om daarmee damwanden te plaatsen, die machine niet ongeschikt maakt voor die werkzaamheden.

In de RI&E van 2009 van verdachte staat niet aangegeven wat de specifieke risico’s zijn van het plaatsen van damwanden met een combinatie van een graafmachine, snelwisselsysteem en trilblok. Na het ongeval is dit wel vastgesteld, namelijk in de RI&E van 2014. Naar het oordeel van de rechtbank zou te verwachten zijn geweest, gelet op de aard van de werkzaamheden, waarbij een zwaar trilblok gekoppeld wordt aan het snelwisselsysteem van de graafmachine en het nodig is dat een werknemer zich binnen de actieradius daarvan bevindt, dat dit reeds eerder in de RI&E opgenomen zou zijn. naam 3 heeft ter zitting toegelicht dat dit niet eerder is gedaan omdat het losraken van het trilblok niet gezien werd als een risico, vanwege de omstandigheid dat dit nog nooit eerder is voorgekomen, de omstandigheid dat dit risico ondervangen wordt doordat de machinist twee verschillende handelingen tegelijkertijd moet uitoefenen, zowel met handen als voeten, om het trilblok los te koppelen en de omstandigheid dat bij verdachte ieder jaar een keuring plaatsvindt van de machines en andere arbeidsmiddelen. Bij die keuring wordt beoordeeld of machines en andere arbeidsmiddelen voldoen en op de juiste manier gebruikt worden en ook of er een duidelijke werkinstructie is en hoe er voorlichting gegeven wordt. Dit laatste wordt ondersteund door de door de verdediging overgelegde Auditrapporten over de jaren 2011 tot en met 2015 waarin staat opgenomen dat op allerlei aspecten controles hebben plaats gevonden, waaronder ‘risico’s en wetgeving’, ‘veiligheid’, ‘middelen’ en ‘vakbekwaamheid’; ook zijn er projecten bezocht in het kader van het ‘productieproces’. Daarin staat onder meer ook opgenomen dat tijdens werkoverleggen de risico’s van grondverzetmachines behandeld zijn.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat in de RI&E van 2009 niet is aangegeven wat de specifieke risico’s zijn van het plaatsen van damwanden met een combinatie van een graafmachine, snelwisselsysteem en trilblok.

Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank niet wettig en

overtuigend bewezen dat verdachte handelingen heeft verricht en/of heeft nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers te verwachten was.

De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Boete van EUR 200.000 geëist voor arbeidsongeval

Het Functioneel Parket heeft op maandag 18 april in de rechtbank in Middelburg een boete van in totaal 200.000 euro geëist tegen zowel Uhde Gmbh als Hertel Gmbh, omdat zij volgens het Openbaar Ministerie onvoldoende hebben gedaan om een arbeidsongeval te voorkomen. Twee werknemers kwamen in april 2011 om het leven bij laswerkzaamheden met formeergas aan een tank op een bedrijventerrein in Sluiskil: “Als werkgever heb je de verplichting om zorg te dragen voor een zo veilig mogelijke werkomgeving en daarin zijn Uhde en Hertel niet geslaagd. Dat reken ik beide bedrijven aan.” zei de officier op zitting. Uit het onderzoek door de Politie en Inspectie SZW blijkt dat de twee werknemers zijn omgekomen doordat de tank waaraan zij de laswerkzaamheden moesten uitvoeren, was volgelopen met formeergas. Dat gas zorgt ervoor dat er onvoldoende zuurstof in de ruimte is. Het bedrijf in Sluiskil had voor een in aanbouw zijnde installatie de aannemers Uhde en Hertel ingehuurd voor werkzaamheden aan een tank, die op hun beurt weer werknemers van Bosnisch bedrijf inhuurden. De ingehuurde werknemers van dat bedrijf hadden geen eigen veiligheidskundige en waren dus afhankelijk van de veiligheidskundigen van Uhde en Hertel. Die gaven de veiligheidsinstructies in het Duits, een taal die de werknemers onvoldoende beheersten.

Daarnaast hadden de veiligheidskundigen de risico’s in kaart moeten brengen van het formeergas waar de twee werknemers mee werkten in een besloten ruimte. Dat zou niet op een goede manier in kaart zijn gebracht, waardoor men niet bedacht was op de gevaren en risico’s van het werken met het gas. “Door zo te werken kan aan Uhde en Hertel de dood van deze twee medewerkers verweten worden. Zij waren verantwoordelijk voor de veiligheid van de door hen ingehuurde werknemers” zei de officier van justitieop zitting.

Veiligheidscultuur onvoldoende

Het was niet de eerste keer dat de veiligheidsvoorschriften onvoldoende nageleefd werden, zo blijkt uit het onderzoek. Er zou sprake zijn geweest van een gebrekkige organisatiestructuur en onvoldoende controle op naleving van veiligheidsvoorschriften: “Veiligheidskundigen waren afhankelijk van de informatie die er bij de aanvraag van de werkvergunning werd ingevuld.

De enige manier om na te gaan wat er feitelijk gebeurde, was door te gaan kijken en dat werd niet of nauwelijks gedaan” zei de officier op zitting. Ze somde nog meer voorbeelden op: “De werkvergunningen waren bedoeld voor een situatie van een in bedrijf zijnde installatie en niet voor een in aanbouw zijnde installatie. De werkvergunningen niet toegesneden op deze situatie hetgeen voor verwarring en onduidelijkheid zorgde. Daarnaast was er wel iemand die veiligheidsinstructies vertaalde voor werknemers, maar er werd niet gecontroleerd of de werknemers de instructies wel begrepen hadden.” Er werd ook niet gevraagd naar het gebruik van hulpgassen bij het lassen, wat wel had moeten gebeuren, aldus het OM.

De gevaren van het gebruik van (hulp) gassen zoals formeergas bij het lassen zijn bij de bouw van de installatie onvoldoende onderkend. De risico's zijn onderschat met de gevolgen van dien. De hulpdiensten die na het arbeidsongeval ter plaatse kwamen waren onvoldoende op de hoogte van waar de slachtoffers zich bevonden. Er was geen veiligheidskundige meer aanwezig.

De hulpdiensten zijn ook niet gewaarschuwd voor de mogelijke aanwezigheid van het (explosieve) gas. “Het niet de vraag of het mis zou gaan, het was alleen de vraag wanneer het mis zou gaan” zei de officier: “Als je welbewust en weloverwogen een onveilige werkomgeving creëert doordat je de van toepassing zijnde regels met voeten treedt en bovendien structureel en over een langere periode, dan kan je verwachten dat het fout gaat. Ze hadden kunnen weten dat door zo te werken op enig moment iemand schade zou oplopen.

Dat risico hebben ze welbewust gecreëerd en aanvaard en derhalve daarmee de eventuele gevolgen ook op de koop toe genomen.” De officier van justitie noemde het op zitting een ernstig misdrijf: “De werknemer bevindt zich in een afhankelijk positie en heeft behalve het nemen van ontslag niet zo heel veel opties om uit te kiezen.

Als werknemer ben je betrekkelijk weerloos en overgeleverd aan je bazen.” Mede daarom vindt de officier van justitie een boete van in totaal 200.000 euro passend.

De rechtbank doet op 6 juni uitspraak.

Bron: OM

 

 

Print Friendly and PDF ^

'Asbest op het dak? Het verbod, de handhaving en de subsidiemogelijkheden'

Per jaar worden ongeveer 4 miljoen m² asbesthoudende daken verwijderd. Indien dit tempo wordt aangehouden, zijn alle asbesthoudende daken verwijderd in 2044. Dit gaat de staatssecretaris niet snel genoeg. Vanwege de – met de ouderdom van asbestdaken – toenemende gezondheidsrisico’s is besloten tot invoering van een verbod per 2024. Om deze doelstelling te kunnen behalen, is niet alleen het verbod in het vooruitzicht gesteld. De staatssecretaris heeft in de wijziging van het Avb 2005 ook een bepaling opgenomen waarmee wordt benadrukt dat gemeenten hun huidige handhavingsbevoegdheden moeten blijven inzetten. In deze bijdrage worden, na een korte weergave van de wijziging van het Avb 2005, de huidige handhavingsbevoegdheden van gemeenten worden geschetst. Voorts worden de subsidiemogelijkheden besproken voor de verwijdering van asbesthoudende dakbedekking.

Lees verder:
  • Asbest op het dak? Het verbod, de handhaving en de subsidiemogelijkheden door P.J.G Goumans & P.W.H. Herder in Tijdschrift voor Agrarisch Recht nr. 2, 2016
Print Friendly and PDF ^