Zoon vervolgd voor witwassen na contante betaling jetski door vader. Klacht (succesvol) over wetenschap van zoon ten aanzien van inkomen ouders.

Parket bij de Hoge Raad 19 februari 2019, ECLI:NL:PHR:2019:151

Bij arrest van 1 maart 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verdachte wegens “medeplegen van witwassen” veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft de bewezenverklaring – voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang – als volgt gemotiveerd:

Via de bankrekeningen van medeverdachten betrokkene 1 en betrokkene 2 zijn vanaf begin 2008 tot de zomer van 2010 grote hoeveelheden geld opgenomen en gestort. Uit getuigenverklaringen blijkt dat door medeverdachte betrokkene 1 vaak in aanwezigheid van medeverdachte betrokkene 2 en/of verdachte bedragen contant zijn betaald. Zo heeft betrokkene 4 verklaard dat medeverdachte betrokkene 1 in het bijzijn van verdachte en medeverdachte betrokkene 2 een Volkswagen Golf heeft gekocht voor €13.000, welk bedrag contant werd betaald in coupures van €500 en €100. Het is een feit van algemene bekendheid dat coupures van €500 bijna uitsluitend in het criminele circuit circuleren. Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat medeverdachte betrokkene 1 vanaf 2004 tot en met 2009 een inkomen heeft gehad van tussen €20.806 en €28.431 per jaar. Medeverdachte betrokkene 2 blijkt in 2003 een inkomen te hebben gehad van €7.310. Daarna zijn van haar geen inkomensgegevens bekend. Verdachte had van 2007 tot en met 2009 een inkomen van €8.470 teruglopend naar €3.498 per jaar. Uit de bankafschriften blijkt dat tussen 11 april 2008 en 7 augustus 2010 van de beide rekeningen van verdachten in totaal €79.630 is opgenomen. Uit de kasopstelling die is gemaakt blijkt dat er €57.388,50 meer is uitgegeven dan dat er inkomsten zijn geweest.

Verdachte heeft samen met medeverdachte betrokkene 1 de jetski met het registratienummer 0001 gekocht voor een bedrag van €11.900 inclusief BTW. Betrokkene 1 heeft dit bedrag contant afgerekend.

Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen en dat derhalve van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geldbedrag waarmee de jetski is aangeschaft.

Net als de medeverdachten heeft ook verdachte geen verklaring willen afleggen omtrent de aanwezigheid van veel contant geld. Nu verdachte wist dat zijn ouders van een (beperkte) uitkering leefden, is het hof van oordeel dat verdachte wist dat dit geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf. Het hof oordeelt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte betrokkene 1 die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.”

Middelen

Het eerste middel behelst de klacht dat het oordeel van het hof dat de verdachte het ten laste gelegde witwassen heeft medegepleegd blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en / of onbegrijpelijk is, dan wel ontoereikend is gemotiveerd. Het tweede middel bevat de klacht dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde jetski afkomstig was uit enig misdrijf. De middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.

Conclusie AG

Voor het bewijs van medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Dit criterium veronderstelt dat de verdachte opzet had op de samenwerking en op het grondfeit. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Als van medeplegen sprake is, kan de verdachte ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de mededader zijn verricht.

In de toelichting op de beide middelen wordt onder meer geklaagd dat het hof heeft overwogen dat de verdachte wist dat zijn ouders van een (beperkte) uitkering leefden, maar dat dit niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. De klacht is gegrond. Het hof heeft voor het bewijs de inkomensgegevens van de verdachte en van zijn beide ouders, de medeverdachten betrokkene 1 en betrokkene 2, gebruikt, maar de bewijsmiddelen bevatten niets waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn ouders van een beperkte uitkering leefden. Ook andere door het hof in het kader van het vermoeden van witwassen genoemde omstandigheden zijn niet uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen af te leiden. Dat geldt in het bijzonder voor de omstandigheid dat de verdachte vaak aanwezig zou zijn geweest toen de medeverdachte betrokkene 1 bedragen contant betaalde. Bij het voorafgaande merk ik nog op dat de omstandigheden dat de vader van de verdachte de jetski contant betaalde en dat zij daarna samen naar het postkantoor zijn gegaan om de jetski “op naam te zetten”, onvoldoende zijn om tot het bewijs van het medeplegen van witwassen te komen.

Uit het voorafgaande vloeit voort dat de bewezenverklaring niet naar de eis van de wet voldoende met redenen is omkleed.

De eerste twee middelen slagen.

Lees hier de volledige conclusie.

Print Friendly and PDF ^