WODC: Duurzame samenwerking tussen politie en private partijen vergen visie en politieke durf
/Samenwerking tussen politie en private partijen biedt vooral kansen als de verschillende rollen en kennis van politie en private partijen elkaar kunnen versterken. Via het opbouwen van informatie binnen de samenwerking kunnen nieuwe vormen van criminaliteit, bijbehorende werkwijzen en daders sneller in beeld komen. Maar er zijn ook knelpunten en risico’s bij deze samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van privacy en rechtsbescherming. Uit onderzoek blijkt dat aan belangrijke randvoorwaarden moet zijn voldaan voor een succesvolle samenwerking. Om samenwerking tussen politie en private partijen verder te ontwikkelen is een visie nodig op wanneer deze samenwerking kan worden ingezet en met welk doel.
Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht en de Radboud Universiteit Nijmegen in opdracht van het WODC. Aan de samenwerking tussen politie en private partijen wordt steeds meer waarde gehecht, onder andere met het oog op de personele capaciteit. Aan de hand van een aantal casussen is nagegaan wat nodig is voor doorontwikkeling van publiek-private samenwerking (PPS) tussen politie en private actoren. Daarbij is zowel gekeken naar het aanpassen van bestaande samenwerkingen als het breder toepassen van PPS binnen politietaken.
Hoe ontstaan publiek-private samenwerkingen?
De casussen die zijn onderzocht, gingen vaak over taken waarbij de politie een beperkte inzet of expertise heeft en waarbij de belangen van politie en private partijen overeenkomen. Bijvoorbeeld bij persoonsvermissingen of cybercriminaliteit in het bancaire verkeer. De samenwerking kan ontstaan via formele overeenkomsten (contractueel), maar kan ook voortkomen uit informele contacten en historisch zo gegroeid zijn (relationeel). Ook is er sprake van combinaties van contractuele en relationele samenwerking. Onderling vertrouwen wordt door betrokkenen vaak als belangrijkste voorwaarde genoemd voor samenwerking.
Wat zijn positieve ervaringen met PPS?
In alle casussen is zichtbaar dat private partijen met kennis, expertise en beschikbare menskracht van toegevoegde waarde zijn en dat de opbrengst van de PPS dan méér kan zijn dan de som der delen. De beschikbare politiecapaciteit kan dan beter worden benut (bijvoorbeeld voor meer complexe zaken) of worden beperkt. Bovendien kan er soms sneller en daadkrachtiger worden opgetreden.
Beeld: ©WODC
Knelpunten en risico’s
Het belangrijkste knelpunt betreft gegevensuitwisseling tussen de partijen. De privacywetgeving stelt hieraan beperkingen en voorwaarden en wordt als complex ervaren. Bovendien is zij verouderd. Hierdoor is niet precies duidelijk welke gegevens wel/niet mogen worden gedeeld. Daarnaast is de samenwerking in de praktijk vaak afhankelijk van individuele personen en dus niet structureel ingebed. Dit maakt de samenwerking soms weinig zichtbaar en bovendien kwetsbaar.
Binnen sommige samenwerkingen kunnen private partners kiezen voor alternatieve maatregelen, die naast het toepassen van politiebevoegdheden kunnen bestaan. Bijvoorbeeld door winkeldieven een ‘civiele boete’ (schadevergoeding) te laten betalen. Dan kan het risico ontstaan dat het overzicht over de handhaving verloren gaat en het voor burgers onduidelijk is dat zij niet (meer) met de politie te maken hebben. Ook blijkt soms dat private partners zich bedienen van sterk op politiebevoegdheden lijkende werkwijzen, waardoor er risico’s van eigenrichting en verstoring van politiewerk kunnen optreden. PPS kan, ten slotte, bijdragen aan het ontstaan van rechtsongelijkheid, bijvoorbeeld als de toegang tot veiligheid groter is voor deelnemers die samenwerking kunnen organiseren en financieren.
Randvoorwaarden voor succesvolle samenwerking
De onderzoekers noemen als belangrijke randvoorwaarden voor een succesvolle PPS:
Goede onderlinge contacten en vertrouwen en een gemeenschappelijk belang voor alle partners, plus mogelijkheden om de PPS ook weer te stoppen.
Duidelijke rollen en bevoegdheden van partners ten opzichte van die van de politie. Voor burgers moet het duidelijk zijn met wie ze te maken hebben en of ze kunnen weigeren/bezwaar maken.
Er moet een structuur van toezicht en verantwoording zijn ten aanzien van de wijze waarop de partijen hun taken op het gebied van ordehandhaving, hulpverlening en opsporing uitvoeren.
Eenduidig en volledig zicht op de beschikbare wettelijke mogelijkheden om informatie uit te wisselen; waar mogelijk ook beter gebruik maken van de mogelijkheden die er al zijn.
Duidelijke geformuleerde doelen van de PPS en afgebakende taken tussen de partners, zoals bij opsporing, werken beter dan samenwerking bij preventie, waarbij de taken meer in elkaar overlopen en de doelen niet goed meetbaar zijn.
Hoe nu verder?
Volgens de onderzoekers is de vraag of PPS moet worden doorontwikkeld, in de zin dat taken van de politie verder naar private partners moet worden overgeheveld, een politieke afweging. Die moet volgens hen gemaakt worden door het betreffende ministerie en de politie in samenspraak met de politiek, mogelijke partners en de samenleving. Voor een mogelijke herijking van de politiefunctie geven ze een aantal handreikingen:
Ontwikkel een beleidsvisie met betrekking tot PPS op specifieke politietaken en geef daarbij duidelijk aan welke doelen de politie hierbij heeft.
Behoud laagdrempelige mogelijkheden om een PPS te starten, maar vereis wel een expliciete strategie om deze voort te zetten of af te bouwen: aan de ene kant is er ruimte nodig om de samenwerking te laten bloeien, terwijl anderzijds voorkomen moet worden dat het gaat woekeren.
Zorg voor regulering en toezicht op de verantwoordelijkheden van de private partners in de PPS.
Maak duidelijk wat het mandaat is van private partners, vooral bij civielrechtelijke afdoening.
Zoek naar mogelijkheden voor gegevensdeling binnen de PPS en overweeg hierbij (beperkte) verruiming van wet- en regelgeving. Daarbij moet voor ogen worden gehouden dat het op dit moment niet in de lijn der verwachtingen ligt dat het (goeddeels door de EU vastgestelde) kader op korte termijn zal versoepelen en dat de mogelijkheden om wetgeving te verruimen dus beperkt zullen zijn.