Wetsvoorstel financieel-economische criminaliteit, 15 mei 2012
/| Meer mogelijkheden voor Justitie om witteboordencriminelen aan te pakken | 
| Samenvatting   wetsvoorstel | 
| Minister   Opstelten van Veiligheid en Justitie wil de mogelijkheden om   financieel-economische criminaliteit aan te pakken aanzienlijk verruimen.   Bedrijven die de fout ingaan, kunnen straks een geldboete krijgen van 10   procent van hun jaaromzet. Ook komen er hogere straffen voor witwassen en   corruptie. Misbruik van gemeenschapsgeld wordt strafbaar gesteld. Verder   kunnen recidiverende daders van economische delicten een zwaardere straf   krijgen. Voorgesteld wordt om een flexibel boeteplafond in te voeren zodat   rekening kan worden gehouden met het profijt in relatie tot de draagkracht   van ondernemingen die strafbare feiten plegen. Daarnaast wordt met dit   wetsvoorstel beoogd een aantal op de bestrijding van financieel-economische   criminaliteit toegesneden strafbaarstellingen te verruimen en te   actualiseren. Het gaat om de strafbepaling inzake misbruik van gemeenschapsgeld,     de strafbaarstelling van witwassen en de strafbaarstellingen inzake   ambtelijke corruptie en corruptie in de privé-sector. Daarnaast introduceert   het wetsvoorstel een strafverzwaringsgrond gericht op het bestrijden van het   stelselmatig plegen van misdrijven in de sfeer van de Wet op de economische   delicten. Tot slot is het de bedoeling de mogelijkheden tot opsporing van   financieel-economische criminaliteit te verbeteren door het invoeren van een   snellere procedure om te oordelen over de inbeslagneming van stukken, wanneer   onder andere advocaten en notarissen zich beroepen op hun verschoningsrecht. | 
| Concreet wordt het volgende voorgesteld: | 
| I Verruimen en   Actualiseren Strafbaarstellingen | 
| Misbruik van gemeenschapsgeld Art. 323a Sr bevat een strafbaarstelling van het misbruik van   subsidiegelden verstrekt door de Europese Gemeenschappen. De mogelijkheden   tot strafrechtelijk optreden tegen bijv. subsidiefraude beperken zich dus tot   fraude met EG-gelden en gevallen waarin het gebruik van subsidiegelden voor   andere doeleinden dan waartoe deze zijn vertrekt gepaard gaat met handelen   dat wel strafbaar is, zoals bijvoorbeeld valsheid in geschrifte indien   onjuiste informatie is opgegeven. De reikwijdte van art. 323a Sr wordt verruimd door in brede zin misbruik   van gemeenschapsgeld strafbaar te stellen. Het betreft zowel het oneigenlijk   gebruik van middelen verstrekt door of vanwege de rijksoverheid als door of   vanwege lokale overheden. Daarnaast wordt behalve het misbruik van EG-subsidiegelden   ook het misbruik van gelden verstrekt door andere internationale organisaties   strafbaar gesteld. Bijvoorbeeld ook de Raad van Europa, VN-organisaties en de   Wereldbank verstrekken gelden voor allerhande projecten op hun respectieve   werkterreinen. | 
| Corruptie in de private sector In art. 328ter Sr is het actief en passief omkopen van personen werkzaam   in de private sector strafbaar gesteld. In deze bepaling ligt een algemene   (wettelijke) plicht besloten om telkens binnen de onderneming of in het kader   van de uitvoering van een opdracht openheid te betrachten waar het gaat om   gelden of voordelen die worden aangeboden tijdens de uitoefening van een functie. De verruiming van de strafbaarstelling van private omkoping krijgt   gestalte door in art. 328ter Sr het handelen in strijd met de plicht door een   werknemer of lasthebber centraal te stellen. Verduidelijkt wordt in het   voorgestelde derde lid, dat onder handelen in strijd met de plicht in ieder geval   ook het in strijd met de goede trouw verzwijgen van een gift, belofte of   dienst valt, waartoe de werkingssfeer van art. 328ter Sr zich thans beperkt.   Daarnaast wordt voorgesteld het strafmaximum waarmee het misdrijf wordt   bedreigd te verhogen naar vier jaren gevangenisstraf en een geldboete van de   vijfde categorie. | 
| Ambtelijke corruptie In de huidige opzet van de strafbaarstelling van ambtelijke omkoping   wordt onderscheid gemaakt tussen handelen in strijd met de ambtsplicht en   handelen dat niet strijdig is met deze plicht. In de rechtspraak wordt dit   onderscheid echter steeds minder van belang geacht. Als afzonderlijk bestanddeel   heeft het handelen in strijd met de ambtsplicht daarmee aanzienlijk aan   belang verloren. Niet het ambtsstrijdig handelen staat centraal, maar íeder   ambtelijk handelen. Dergelijk handelen dient vrij te blijven van welke   geldelijke beïnvloeding dan ook. Voorgesteld wordt in de artt. 177 en 363 Sr actieve en passieve omkoping   van een ambtenaar strafbaar te stellen, onafhankelijk van de vraag of daarbij   een ambtsplicht worden geschonden of niet. Daarnaast wordt voorgesteld om de straffen voor actieve en passieve   omkoping te verhogen tot zes jaren gevangenisstraf en een geldboete van de   vijfde categorie. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het feit dat een ambtenaar   gunsten aangeboden krijgt om zijn handelen te beïnvloeden en deze aanneemt,   niet alleen onoirbaar en daarom strafbaar is, maar breder de integriteit en   daarmee de legitimiteit van de overheid in gevaar brengt. | 
| Witwassen Voorgesteld   wordt de maximumstraf voor het basis opzetdelict witwassen, art. 420bis Sr,   te verhogen tot zes jaar gevangenisstraf. Daarnaast   wordt voorgesteld om de strafbedreiging   ten aanzien van gewoontewitwassen te verhogen van zes jaren tot acht jaren   gevangenisstraf (art. 420ter Sr). Gezien   het ‘verwerpelijke karakter’ ervan wordt voorts voorgesteld het handelen in art. 420ter Sr (witwassen waarbij de   dader misbruik maakt van zijn beroep om witwashandelingen te verrichten) als   een gekwalificeerde vorm van witwassen aan te merken. In aansluiting hierop   voorziet art. 420quinquies Sr reeds in de mogelijkheid deze personen een   beroepsverbod op te leggen. Ten slotte wordt voorgesteld om schuldwitwassen, art. 420quater Sr,   strenger te straffen: voorgesteld wordt een verhoging tot twee jaren gevangenisstraf. want: “Het is   onaanvaardbaar dat personen die een luxeleven leiden omdat zij geld en geschenken   aannemen van criminelen, en daarmee rechtsreeks profiteren van het plegen van   ernstige misdrijven als drugs- of mensenhandel, slechts een geringe straf   riskeren.” Ter   motivering van de verhoging van de strafmaxima: “Witwassen   van opbrengsten van ernstige misdrijven zoals drugshandel en mensenhandel   moet in vele opzichten als net zo ernstig worden beschouwd als het plegen van   die misdrijven zelf. Dat moet meer tot uitdrukking komen in de toepasselijke   straf.” | 
| Stelselmatige overtreding van de WED “Vooral   bij economische delicten is sprake van een categorie daders die structureel   de wet overtreedt en daarmee grote schade aan de samenleving veroorzaakt en   de eerlijke concurrentie verstoort omdat andere ondernemers zich wel aan de   regels houden.” Voorgesteld   wordt dan ook om een aparte strafbaarstelling voor stelselmatige plegers in   het leven te roepen. Met de   voorziene vrijheidsstraf van vier jaren worden aanhouding buiten heterdaad     en de toepassing van strafvorderlijke bevoegdheden als het opnemen van   telecommunicatie tevens mogelijk. Ten slotte kent de nieuwe strafbaarstelling   op grond van het voorgestelde straf, een langere verjaringstermijn. De nieuwe   strafbaarstelling inzake stelselmatige overtreding van de WED kent op grond   van het voorgestelde strafmaximum van vier jaar gevangenisstraf, een   vervolgingsverjaring van twaalf jaren. | 
| II Sancties voor rechtspersonen Op dit   moment bedraagt de hoogst mogelijke boete in Nederland € 780.000,-. Hier zou   in internationaal verband met regelmaat kritiek op geuit worden. Met name als   gekeken wordt naar Frankrijk waar boetes tot € 7,5 miljoen opgelegd kunnen worden. Daarnaast   blijft de boete die in het strafrecht kan worden opgelegd achter bij de bedragen   van bestuurlijke boetes die ter administratiefrechtelijke handhaving (van   vaak dezelfde financiële en economische regelgeving) mogelijk zijn. | 
| Het wetsvoorstel introduceert de mogelijkheid voor de rechter om een   geldboete op te leggen die hoger is dan het maximumbedrag van de geldboete   van de zesde categorie. Wanneer dit in het kader van een passende bestraffing   nodig is, kan de rechter in plaats van het maximum van zesde geldboete   categorie, een geldboete opleggen die ten hoogste tien procent van jaaromzet   van een onderneming betreft. De rechter dient hierbij  rekening te   houden met: ·         de ernst van het feit ·         het profijt ·         de draagkracht van de dader | 
| III Regeling voor toetsing beroep op verschoningsrecht | 
| Voorgesteld wordt een procedure op grond waarvan de rechter-commissaris   inbeslaggenomen stukken van een geheimhouder zelf kan inzien teneinde te   beoordelen of bij (blijvende) geheimhouding van deze stukken een   zwaarderwegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden   toegebracht. De beslissing van de rechter-commissaris kan in een   spoedprocedure voor de rechtbank worden aangevochten. Cassatieberoep tegen de   beschikking van de rechtbank is niet mogelijk. | 
| De toetsing door de rechter-commissaris vindt plaats aan de hand van een   door de Hoge Raad, mede aan de hand van de rechtspraak van het Europees Hof   voor de rechten van de mens, gehanteerd criterium. Dat criterium houdt in dat   het verschoningsrecht in zoverre niet absoluut is dat zich zeer   uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid   aan het licht komt moet prevaleren boven de met het verschoningsrecht   gemoeide belangen. Bepalend bij deze belangenafweging zijn de aard en ernst   van het strafbare feit, de aard en de inhoud van het materiaal waarover het   verschoningsrecht zich uitstrekt en het belang dat het verschoningsrecht in   dat verband dient, de mate waarin de belangen van betrokkenen worden geschaad   indien het verschoningsrecht wordt doorbroken, en de (on)mogelijkheid om op   andere wijze tot opheldering van een ernstig strafbaar feit te komen (vgl.   Hoge Raad 28 februari 2012, LJN: BU6088). In het voorgestelde art. 98a, eerste lid, Sv wordt bij deze   belangenafweging aangesloten, door de rechter-commissaris de mogelijkheid te   geven een beroep op het verschoningsrecht te negeren, indien hij oordeelt dat   bij geheimhouding van de daar bedoelde brieven en andere geschriften aan een   zwaarderwegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden   toegebracht. De invulling in concrete gevallen wordt gelaten aan de rechter.   Daarmee wordt gewaarborgd dat alle omstandigheden van het geval bij een   afweging in een zaak kunnen worden betrokken. Er blijft zo ook volop ruimte   voor rechtsontwikkeling – mede aan de hand van de rechtspraak van het EHRM –   waarbij het goede functioneren van de bepaling gebaat is. | 
| IV Beperking   aftrek van kosten bij ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel | 
| Met de   ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel wordt beoogd de veroordeelde   zijn criminele winst af te nemen. Dit doel wordt bereikt door de vermogenspositie   van de veroordeelde terug te brengen tot die vóór het plegen van de strafbare   feiten. Dat is de essentie van de maatregel. Voorgesteld   wordt de aftrek van kosten wettelijk te normeren, en de nadruk te leggen op   het uitzonderlijke karakter van de kostenaftrek. De aftrek van kosten dient   zich te beperken tot bijzondere gevallen waarin de redelijkheid dit gebiedt. "Immers   zal in bijna alle gevallen sprake zijn van eigen schuld: de verdachte nam   bewust een risico door zijn geld te investeren in illegale activiteiten.   Betreffen de kosten handelen dat op zichzelf reeds het plegen van strafbare   feiten behelst, dan verbiedt de redelijkheid zelfs aftrek. Hetzelfde geldt   voor kosten in verband met voorwerpen die in aanmerking komen voor   onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring – zoals lampen voor een   hennepplantage." | 
Lees hier het volledige nieuwsbericht van het ministerie van Veiligheid en Justitie

 
             
             
             
             
             
             
            