Werknemer fraudeert en dient bijna twee miljoen schade te vergoeden aan werkgever

Onlangs heeft de rechtbank Rotterdam een uitspraak gewezen over een werknemer die met hulp van zijn familie en ex-collega gelden heeft onttrokken aan zijn werkgever.

De werknemer trad op 1 augustus 1998 in dienst bij Fagron Nederland B.V. (Fagron) in de functie van Business Controller. Fagron houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en verkopen van farmaceutische producten. De werknemer stond bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als procuratiehouder met een volmacht tot € 1 miljoen.

Betrokken personen en ondernemingen

B en G zijn de broers van de werknemer, C is een neef van de werknemer, D was de (levens)partner van de werknemer en H was tot zijn vertrek op 1 februari 2018 een collega van werknemer bij Fagron. De werknemer en B hadden twee vennootschappen (Bedrijf 5 en Bedrijf 6). B, de broer van werknemer, was statutair bestuurder van Bedrijf 5 en C, de neef van de werknemer, was statutair bestuurder van Bedrijf 6. Op 1 september 2018 kwam werknemer Z in beeld. Hij trad bij Fagron in dienst als Financieel Manager.

Vaststellingsovereenkomst

In november 2018 besloten Fagron en de werknemer de arbeidsovereenkomst door middel van wederzijds goedvinden te beëindigen. Partijen sloten daartoe een vaststellingsovereenkomst. In deze vaststellingsovereenkomst waren partijen onder meer overeengekomen dat de werknemer een beëindigingsvergoeding van ruim € 128.000 zou ontvangen en dat partijen elkaar finale kwijting zouden verlenen.

Vermoeden van fraude

Een maand nadat Fagron en de werknemer de vaststellingsovereenkomst hadden gesloten, heeft Z aan de CFO van Fagron melding gemaakt van een vermoeden dat er gelden waren onttrokken. Fagron besloot nader onderzoek in de boekhouding te doen. Fagron constateerde dat er vanaf haar bankrekening bedragen waren overgeboekt naar de bankrekeningen van onder meer Bedrijf 5 en Bedrijf 6. Ook ontdekte Fagron dat er geld was overgemaakt naar een andere vennootschap van de werknemer, aan de ex-collega van de werknemer en aan Hoveniersbedrijf Tuinier die werkzaamheden had verricht in de privé tuin van de werknemer. Bovendien zijn er gedurende enkele jaren facturen ten name van Bedrijf 5 betaald op haar eigen bankrekening voor leasekosten van twee Mercedesbestelbussen, die eerder door Fagron – en dus niet door Bedrijf 5 – zijn gekocht en betaald.

Vermoeden wordt bevestigd door forensisch accountantskantoor

Fagron besloot Grant Thornton Forensic & Investigation Services B.V. (Grant Thornton) in te schakelen. Grant Thornton bevestigde dat de bevindingen van Fagron overeenkwamen met de werkelijkheid.

Vaststellingsovereenkomst vernietigd en vordering van bijna € 2 miljoen

Bij brief van 27 december 2018 vernietigde Fagron de vaststellingsovereenkomst gedeeltelijk op grond van dwaling. Fagron stelde zich op het standpunt dat zij nooit een beëindigingsvergoeding zou hebben afgesproken met de werknemer als er een vermoeden van fraude bestond. Fagron weigerde dan ook de beëindigingsvergoeding te betalen. De werknemer heeft daartegen geprotesteerd. Fagron vordert onder andere veroordeling tot betaling van € 1.914.427,05. Fagron heeft naast de werknemer ook de overige betrokken partijen in de procedure betrokken.

Werknemer is aansprakelijk, ondanks finale kwijting

De werknemer meent dat ook zijn aansprakelijkheid wegens fraude onder het finale kwijtingsbeding moet vallen, omdat hij er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat Fagron bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met de fraude bekend was. De rechtbank gaat niet mee in dit standpunt. De werknemer heeft niet aangetoond dat Fagron daarvan op de hoogte was. De rechtbank is het met Fagron eens dat alleen aansprakelijkheid uit de arbeidsovereenkomst en wat daarmee samenhangt onder het kwijtingsbeding valt. Daarmee faalt het beroep van de werknemer op het kwijtingsbeding. De rechtbank oordeelt dat de werknemer aansprakelijk is op grond van onrechtmatig handelen en het gevorderde bedrag is inclusief rente toewijsbaar. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat ook B, de broer van de werknemer, en D, de (levens)partner van de werknemer, mede-aansprakelijk zijn.

Werknemer heeft geen recht op beëindigingsvergoeding

De werknemer vordert in deze procedure bij wijze van eis in reconventie betaling van de afgesproken beëindigingsvergoeding. De rechtbank honoreert in dit verband het beroep van Fagron op dwaling. Het spreekt voor zich dat Fagron bij zelfs maar een geringste vermoeden van fraude – laat staan bij een juiste voorstelling van zaken daaromtrent – geen beëindigingsvergoeding met de werknemer zou hebben afgesproken, aldus de rechtbank. De vernietigingsverklaring van Fagron treft doel waardoor de werknemer geen aansprak kan maken op de beëindigingsvergoeding.

Bron: AMS Advocaten

Print Friendly and PDF ^