Vrijspraak voor oplichting: enkel valse facturen opmaken is onvoldoende voor bewezenverklaring van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels

Rechtbank Limburg 7 november 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:10608


Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door twee valse facturen op te stellen. Via deze facturen werden de schilderwerkzaamheden aan de privéwoning van medeverdachte naam medeverdachte, ten onrechte opgevoerd als schilderwerkzaamheden voor een zakelijk project en betaald door naam bedrijf 2, zijnde de werkgever van medeverdachte naam medeverdachte. Hierdoor is naam bedrijf 2 financieel benadeeld en daaraan heeft de verdachte meegewerkt alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

  • feit 1: samen met anderen twee facturen valselijk heeft opgemaakt/vervalst om deze als echt te gebruiken;

  • feit 2: samen met anderen naam bedrijf 2 heeft opgelicht.

Het dossier bevat de volgende facturen:

  • een factuur van naam bedrijf 3 d.d. 21 november 2011 gericht aan naam bedrijf 2 betreffende schilderwerkzaamheden naam project ad 2.796,50 euro;

  • een factuur van naam bedrijf 3 d.d. 14 november 2011 gericht aan naam bedrijf 2 betreffende schilderwerkzaamheden naam project ad 3.748,50 euro.

Medeverdachte naam medeverdachte heeft verklaard dat eigenaar bedrijf 3 behang- en schilderwerkzaamheden heeft verricht in zijn woning. Op de nota van eigenaar bedrijf 3 stond het project naam project. Verdachte heeft eigenaar bedrijf 3 gevraagd om een ander project op de nota te vermelden, zodat hij dit kon verrekenen via zijn bonus.

Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn eenmansbedrijf schilderwerkzaamheden voor medeverdachte naam medeverdachte heeft verricht aan zijn woning in Geulhem (gelegen in Berg en Terblijt, thans gemeente Valkenburg aan de Geul). Medeverdachte naam medeverdachte heeft hem gevraagd om de facturen op naam van naam bedrijf 2 te stellen en de specificatie op de factuur diende te zijn zoals door hem opgegeven. De tekst is door medeverdachte naam medeverdachte aangeleverd. Verdachte heeft nooit werkzaamheden uitgevoerd in Nijmegen. Beide facturen zijn betaald door naam bedrijf 2.

Ter terechtzitting van 24 oktober 2018 heeft verdachte aanvullend verklaard dat hij nadat hij door medeverdachte naam medeverdachte was benaderd, navraag heeft gedaan over hem, aangezien hij overkwam als een ‘snelle jongen’. Toen verdachte na een aantal weken werken vroeg naar de betaling, verzocht naam medeverdachte hem om bij naam bedrijf 2 twee facturen in te dienen met een tussentijd van veertien dagen. De nummers van de facturen zijn verstrekt door naam medeverdachte. Verdachte geeft voorts aan dat op het moment dat naam medeverdachte zei dat de werkzaamheden werden weggeschreven op het project in Nijmegen, hij ook wel wist dat er iets niet klopte. Voor verdachte was het op dat moment echter alleen nog maar van belang dat hij betaald zou worden.


Overwegingen

Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op verzoek van medeverdachte naam medeverdachte de facturen van de schilder-werkzaamheden heeft aangepast, in die zin dat op de facturen werd vermeld dat deze betrekking hadden op werkzaamheden bij het project naam project, terwijl het schilder-werkzaamheden in de privéwoning van medeverdachte naam medeverdachte, gelegen aan de Wolfdriesweg 3 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, betroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment wel vermoedde dat er iets niet klopte, maar desondanks de facturen heeft ingediend om betaald te krijgen. Verdachte heeft zich dan ook samen met medeverdachte naam medeverdachte schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.

De rechtbank acht derhalve het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:

Van strafbare oplichting kan alleen worden gesproken als men het oogmerk heeft om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, en daardoor iemand beweegt tot de afgifte van – kort en zakelijk gezegd – een goed of geld.

Niet bewezen kan worden dat verdachte de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen heeft toegepast c.q. gebruikt.

Van gebruik van een valse naam of valse hoedanigheid is immers niet gebleken.

Met betrekking tot het gebruik maken van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels is volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad meer nodig dan een enkele misleidende feitelijke handeling of een enkele leugenachtige mededeling die bij naam bedrijf 2 een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft kunnen roepen.

Het enkel opstellen van valse facturen is naar oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende om te om te komen tot een bewezenverklaring van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.

De verdachte zal derhalve van de onder 2 ten laste gelegde oplichting worden vrijgesproken.

Bewezenverklaing

  • feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.


Strafoplegging

Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf door de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^