Vrijspraak van poging tot oplichting, valsheid in geschrifte en verduistering wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs

Rechtbank Rotterdam 19 juni 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:4367 Vast staat dat er in mei 2012 door aangeefster een aan haar gerichte factuur van betrokkene 1 d.d. 10 mei 2012 ten bedrage van €486.955,14 is betaald door overboeking van het factuurbedrag naar een rekening van betrokkene 2, welke vennootschap geen aanspraak kon maken op die betaling.

De overmaking van het factuurbedrag vond plaats nadat het eerder voor de betaling van facturen van betrokkene 1 in het boekhoudsysteem van aangeefster opgenomen rekeningnummer was gewijzigd en die wijziging was geautoriseerd. De wijziging en autorisatie van het rekeningnummer van betrokkene 1, welk rekeningnummer in werkelijkheid op naam van betrokkene 2 bleek te staan en waardoor ten onrechte de betaling van de factuur van 10 mei 2012 aan die vennootschap heeft plaatsgevonden, is overeenkomstig de sticker die was geplakt op de factuur van betrokkene 1 aan de hand waarvan de betaling heeft plaatsgevonden. Op de sticker stond - in strijd met de waarheid - dat sprake was van een wijziging van het rekeningnummer van betrokkene 1. Op die factuur zelf stond dat gewijzigde rekeningnummer ook vermeld. Op de eerder door aangeefster (verwerkte) facturen van betrokkene 1, te weten de facturen d.d. 25 april 2012 en 2 mei 2012 ten bedrage van respectievelijk €416.235,82 en €486.955,14, beide bedoeld in het onder 1 tenlastegelegde, stond het (gewijzigde, onjuiste) rekeningnummer van betrokkene 1 ook vermeld. Op de rekening van 25 april 2012 stond het (gewijzigde) rekeningnummer in de gedrukte tekst. Op de rekening van 2 mei 2012 was ook een sticker geplakt met het gewijzigde, onjuiste rekeningnummer. De bij deze beide facturen in rekening gebrachte bedragen zijn echter niet naar dat rekeningnummer overgemaakt omdat de wijziging van het rekeningnummer van betrokkene 1 nog niet was doorgevoerd in het boekhoudkundig systeem van aangeefster.

De wijziging van het rekeningnummer van betrokkene 1 vond plaats via het account en met gebruikmaking van de inlogcodes van getuige 1, medewerkster van aangeefster. De autorisatie van die wijziging vond plaats via het account en met gebruikmaking van de inlogcodes van getuige 2, eveneens in dienst van aangeefster. Hij was geautoriseerd tot het wijzigen van rekeningnummers van crediteuren.

Beiden hebben verklaard dat zij niet degene zijn geweest die de wijziging van het rekeningnummer hebben doorgevoerd c.q. daarvoor autorisatie hebben verleend.

De tenlastelegging gaat er van uit dat de verdachte, destijds werkzaam bij aangeefster, als dader of mededader betrokken is geweest bij het aanbrengen van de stickers of de vermelding van het (gewijzigde, onjuiste) rekeningnummer op de drie hiervoor bedoelde facturen van betrokkene 1, met het invoeren van dat gewijzigde rekeningnummer in het boekhoudkundig systeem van aangeefster en met de overboeking van de factuur van 10 mei 2012 naar het gewijzigde rekeningnummer dat zoals gezegd niet op naam van betrokkene 1 maar op naam van betrokkene 2 stond.

De rechtbank is van oordeel dat van die betrokkenheid niet, althans in onvoldoende mate, blijkt. Daartoe wordt het volgende overwogen. Het onderzoek naar deze kwestie is aanvankelijk gedaan door een particulier, door aangeefster ingeschakeld, recherchebureau. Het politieonderzoek is pas later gestart. Op dat moment waren de benodigde computergegevens niet meer, althans niet meer in volle omvang, beschikbaar waardoor een gedegen onderzoek daarnaar is bemoeilijkt.

Indien het onderzoek dat door het recherchebureau is verricht al voor het bewijs zou kunnen worden gebruikt, wat door de raadsman van de verdachte is betwist, kan daaruit niet, althans niet met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat de verdachte de persoon is geweest die op de accounts van getuige 1 en getuige 2 heeft ingelogd om aldus de wijziging en autorisatie van het rekeningnummer van betrokkene 1 in te voeren, noch dat hij daarbij anderszins betrokken is geweest. Wie de overboeking van de factuur van 10 mei daadwerkelijk heeft verricht blijkt niet. Van betrokkenheid van de verdachte bij het (door middel van het aanbrengen van stickers e.d.) wijzigen van het rekeningnummer op de facturen blijkt ook niet.

De verklaringen van de getuigen die in de richting van de verdachte wijzen, zijn op veel punten onduidelijk en inconsistent, dan wel betreffen een verklaring van horen zeggen. Zij bevatten geen rechtstreeks bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte. De meest belastende beschuldiging komt van de getuige 3 er op neerkomend dat de verdachte haar in november 2011 en februari 2012 heeft verteld dat hij plannen had om fraude te plegen met de facturen van betrokkene 1. Zij heeft echter niet daadwerkelijk gezien of gehoord dat de verdachte die plannen ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd.

Daar komt nog bij dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte in de periode na de overboeking naar betrokkene 2 enig geldbedrag heeft ontvangen dat afkomstig zou kunnen zijn van het overgemaakte geldbedrag. Het geld van aangeefster is immers overgeboekt naar betrokkene 2 en vrijwel direct daarna door anderen weer uitgegeven aan goudbaren en een dure auto. Ook blijkt niet van enige link tussen de verdachte en betrokkene 2, noch met de directeur/eigenaar van die vennootschap, medeverdachte. Hetzelfde geldt voor de personen door wie het geld is uitgegeven. Van enige link tussen deze personen en de verdachte blijkt niet.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^