Voorwaardelijk getuigenverzoek: Nu de aan het getuigenverzoek verbonden voorwaarde was vervuld, had het Hof uitdrukkelijk op het verzoek dienen te beslissen

Hoge Raad 18 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:663

Feiten

Verzoeker is bij arrest van 20 september 2012 door het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van het hem onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en wegens “2. medeplegen van het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast van een aantal in beslag genomen nog niet teruggegeven voorwerpen.

Middel

Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd een beslissing te geven op een (voorwaardelijk) verzoek van de verdediging tot het horen van [betrokkene 1] als getuige.

Beoordeling Hoge Raad

Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. De pleitnota houdt onder meer het volgende in:

"16. In de vorm van een 411a Sv-verzoek heeft onlangs het verhoor van gemachtigd aangever [betrokkene 2], die namens [betrokkene 1] aangifte heeft gedaan, plaatsgevonden. (...)

20. Omdat alleen [betrokkene 1] uitsluitsel kan geven over het feitelijk gebruik van de woning is op d.d. 29 mei 2012 aan de rechter-commissaris een 411a Sv verzoek gedaan om ook de eigenaar van het pand,

[betrokkene 1] te horen over het in gebruik zijn van de woning. Het verhoor heeft nog niet plaatsgevonden.

21. Ik persisteer bij mijn verzoek om voornoemde getuige alsnog te horen, maar doe dit in de vorm van een voorwaardelijk verzoek. (...)

Het horen van [betrokkene 1] indien de aangifte van [betrokkene 2] als bewijsmiddel wordt gebezigd."

Uit het vorenstaande volgt dat wat betreft [betrokkene 1] een verzoek is gedaan als bedoeld in art. 328 Sv in verbinding met art. 331 en art. 415 Sv, welk verzoek is gedaan onder de voorwaarde dat het Hof de verklaring van de aangever [betrokkene 2] voor het bewijs zou bezigen, en dat de aan dit verzoek verbonden voorwaarde is vervuld doordat het Hof die verklaring wel voor het bewijs heeft gebezigd, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch het bestreden arrest houdt een beslissing van het Hof in op het verzoek [betrokkene 1] als getuige te horen. Dat verzuim heeft ingevolge art. 330 Sv in verbinding met 415 Sv nietigheid tot gevolg.

Het middel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^