Voorafgaande opmerkingen HR over bewijsmotiveringsvoorschriften nav bestaande onduidelijkheden omtrent toepassing van de voorschriften door hof igv van bevestiging / vernietiging mondeling vonnis

Hoge Raad 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026

Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 3 april 2015 de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. 

Middel

Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring ten onrechte heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in de bestreden uitspraak is opgenomen.

Voorafgaande opmerkingen HR over bewijsmotiveringsvoorschriften 

Het is de Hoge Raad bekend dat onduidelijkheden bestaan omtrent de toepassing van de bewijsmotiveringsvoorschriften door een gerechtshof in geval van bevestiging dan wel vernietiging van een mondeling vonnis van onder andere de politierechter. De Hoge Raad merkt daarom het navolgende op over de toepassing van deze bewijsmotiveringsvoorschriften.

De aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter dient ingevolge art. 378, tweede lid, Sv te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) (hierna: de Regeling).

  • Art. 1 van de Regeling houdt in dat de aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter in geval van bewezenverklaring onder meer de navolgende gegevens dient te bevatten:
"b. alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt)."
  • Art. 3 van de Regeling houdt wat betreft de uitspraak van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in hoger beroep onder meer het volgende in:
"b. beslissing omtrent het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld (gehele of gedeeltelijke bevestiging/gehele of gedeeltelijke vernietiging);
(...)
d. inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) tenlastegelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt)."

Art. 359, derde lid, Sv luidt:

"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."

2.2.3.

Art. 423, eerste en derde lid, Sv luidt:

"1. Het gerechtshof kan het vonnis hetzij geheel bevestigen, hetzij gedeeltelijk bevestigen en gedeeltelijk vernietigen, hetzij geheel vernietigen. Het gerechtshof bevestigt het vonnis geheel hetzij met gehele of gedeeltelijke overneming hetzij met aanvulling of verbetering van gronden. Ingeval het vonnis geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, doet het gerechtshof wat de rechtbank had behoren te doen, behoudens terugwijzing op grond van het tweede lid.
3. In geval vernietiging van het vonnis is het gerechtshof niettemin bevoegd bepaalde gedeelten daarvan in zijn arrest over te nemen."

Art. 425, tweede en derde lid, Sv luidt:

"2. De enkelvoudige kamer geeft na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting hetzij onmiddellijk hetzij diezelfde dag op een door haar bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling arrest.
3. Het arrest wordt in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen: (...)"

Art. 426, vijfde lid, luidt:

"De enkelvoudige kamer is bevoegd een schriftelijk arrest te wijzen. (...)"

Bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest

Op grond van art. 423, eerste lid, Sv is zowel de meervoudige als de enkelvoudige kamer van het hof bevoegd een in eerste aanleg gewezen vonnis te bevestigen. Dit geldt ook indien het een mondeling vonnis betreft dat in het proces-verbaal van de terechtzitting is aangetekend op de wijze als in de Regeling bepaald. De bevoegdheid om zo een mondeling vonnis te bevestigen is niet beperkt tot het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv (bekennende verdachte).

Indien die aantekening mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen - in overeenstemming met de Regeling - verwijst naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, is de meervoudige kamer van het hof in geval van bevestiging van het vonnis in beginsel niet gehouden de inhoud van die stukken (alsnog) in zijn arrest op te nemen. Gelet op het bepaalde in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv lijdt dit evenwel uitzondering indien ter terechtzitting van de meervoudige kamer in hoger beroep door de verdachte anders - dat wil zeggen: niet in bekennende zin - is verklaard of door zijn raadsman vrijspraak is bepleit. In dat geval dient bevestiging te geschieden met aanvulling van gronden, dus met opneming van de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest. Dat houdt in dat de feiten of omstandigheden die redengevend zijn geacht voor de bewezenverklaring, moeten zijn vervat in de door het hof gebezigde en in zijn arrest weergegeven bewijsmiddelen. Indien zij niet in die bewijsmiddelen zijn vermeld, moet het hof met voldoende mate van nauwkeurigheid (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel of de wettige bewijsmiddelen aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.

Het overwogene geldt ook ingeval de zaak in hoger beroep door de enkelvoudige kamer van het hof is behandeld en die enkelvoudige kamer niet mondeling maar schriftelijk arrest wijst. De Regeling is in dat geval niet van toepassing.

Vernietiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest

In geval van vernietiging van een mondeling vonnis dient het arrest van de meervoudige kamer van het hof te voldoen aan de voorschriften van de art. 358 en 359 Sv, waaronder dat van de eerste volzin van het derde lid van art. 359 Sv. Ingevolge die eerste volzin zal het hof indien het - na vernietiging van het vonnis - tot een bewezenverklaring komt, de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in zijn arrest moeten vermelden, in voege als hiervoor onder 2.3.2 vermeld. Het hof kan in zo een geval wat betreft de bewijsvoering dus niet volstaan met het slechts uit de aantekening mondeling vonnis overnemen van de daarin overeenkomstig de Regeling vervatte verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken.

In het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv (bekennende verdachte) kan het hof - na vernietiging van het vonnis - volstaan met een opgave van de gebezigde bewijsmiddelen. Mede gelet op het derde lid van art. 423 Sv kan aan die eis ook worden voldaan door uit de aantekening mondeling vonnis over te nemen de daarin overeenkomstig de Regeling vervatte verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg en/of andere processtukken.

Het onder overwogene geldt ook ingeval de zaak in hoger beroep door de enkelvoudige kamer van het hof is behandeld en die enkelvoudige kamer niet mondeling maar schriftelijk arrest wijst. De Regeling is in dat geval niet van toepassing.

Bevestiging en vernietiging van een mondeling vonnis bij mondeling arrest

Indien de enkelvoudige kamer van het hof mondeling arrest wijst, mag de aantekening van het mondeling arrest wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen - in overeenstemming met de Regeling - verwijzen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, ongeacht of het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv zich voordoet. Deze verwijzing kan, ook in geval van vernietiging van het mondeling vonnis bij mondeling arrest, zowel het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg als het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep betreffen.

Beoordeling van het middel

Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring ten onrechte heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in het bestreden arrest is opgenomen.

Het Hof heeft - met vernietiging van het door de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam gewezen mondelinge vonnis - overeenkomstig hetgeen de verdachte subsidiair is tenlastegelegd bewezenverklaard dat hij:

"op 1 november 2011 te Uithoorn, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [betrokkene] , een stuk glas met kracht tegen het hoofd heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."

De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

"De bewijsmiddelen ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde:
Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep van 18 januari 2013, de bewijsmiddelen
2. tot en met 5. en voor zover onder A. opgenomen."

Het door het Hof genoemde proces-verbaal van de terechtzitting van de Politierechter houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

"2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2011280905-11 van 2 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , inhoudende de verklaring van [betrokkene] , doorgenummerde pag. 1-3.
3. Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring, opgemaakt door een arts, inhoudende het letsel van [betrokkene] op 1 november 2011, doorgenummerde pag. 42.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011280905-5 van 1 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pag. 5-7.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2011280905-7 van 1 november 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pag. 28-31.
Verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
A. Ik heb een deel van het glas naar de zijkant van zijn hoofd gegooid."

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en in aanmerking genomen dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep zich hier niet het geval voordoet als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv aangezien aldaar door de verdachte is verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij ten onrechte is veroordeeld en door de raadsman vrijspraak is bepleit, is het middel terecht voorgesteld.


Lees hier de volledige uitspraak. 



 

Print Friendly and PDF ^