Verzoek ex art. 36 Sv ondanks sepotbeslissing nu deze niet dezelfde waarborgen geeft als beslissing van rechtbank

Rechtbank Noord-Holland 18 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1564

Op 7 januari 2019 heeft de officier van justitie verzoeker schriftelijk laten weten dat verzoeker in deze zaak niet verder zal worden vervolgd wegens onvoldoende bewijs.

Namens verzoeker is aangevoerd, dat de officier van justitie ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog geen sepotbeslissing had genomen. Inmiddels is dat wel gebeurd. Nu de sepotbeslissing van de officier van justitie niet dezelfde waarborgen voor het einde van de zaak geeft als een beslissing van de rechtbank, wordt het verzoek gehandhaafd, aldus de raadsman.

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Een sepotbeslissing van de officier van justitie betekent einde zaak. Alleen nieuwe feiten kunnen aanleiding zijn om te gaan dagvaarden.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Vastgesteld moet worden dat bij verzoeker geen onzekerheid meer kan bestaan over de eerder tegen hem aangevangen vervolging. Deze is door het onvoorwaardelijk sepot geëindigd.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoeker geen belang meer heeft bij een behandeling van zijn verzoekschrift als bedoeld in artikel 36 Sv en zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren. Zoals de officier van justitie terecht aanvoert, kunnen nieuwe feiten aanleiding vormen om alsnog te vervolgen. Dat geldt echter evenzeer, indien de zaak volgens artikel 36 Sv als geëindigd is verklaard.

Onder bepaalde omstandigheden kan er nog een verwachting zijn dat een verdachte toch nog zal worden vervolgd, na een artikel 12 Sv-procedure. In de onderhavige zaak bestaat daartoe geen aanleiding.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^