Veroordeling onthouden nodige zorg dier: Onvoldoende grond om bijzondere vw op te leggen dat verdachte gedurende proeftijd geen of max één dier mag houden.

Gerechtshof Amsterdam 10 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2358

De verdachte heeft haar hond opzettelijk achtergelaten op een speelveldje en het hondje de nodige verzorging onthouden door geen drinkwater bij het dier achter te laten. De verdachte heeft door het hondje de nodige zorg te onthouden de op haar, als houder van dat hondje, rustende verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar hond miskend.
 

Bewezenverklaring

  • Overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren.
     

Strafoplegging

  • Een taakstraf voor de duur van 20 uren, waarvan 10 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot 20 uur taakstraf (subsidiair 10 dagen hechtenis), waarvan 10 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren en heeft als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de veroordeelde geen dieren zal houden voor de duur van de proeftijd.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uur (subsidiair 10 dagen hechtenis), waarvan 10 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaar. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de verdachte als bijzondere voorwaarde op te leggen dat zij gedurende de proeftijd maximaal één huisdier houdt.

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit geen bijzondere voorwaarde op te leggen, nu de verdachte al voor het onderhavige feit een poes had, die zij nog steeds heeft. De poes is 11 jaar oud en blind. Zij wil daarvoor blijven zorgen. Daar komt bij dat de verdachte na het onderhavige feit geen nieuwe (soortgelijke) strafbare feiten heeft gepleegd en dat zij de kans wil krijgen te laten zien dat zij heeft begrepen dat je zo niet met dieren omgaat.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juni 2018 is zij niet eerder voor een soortgelijke delict strafrechtelijk veroordeeld. Het enkele feit dat een zus en een neef van de verdachte hebben verklaard dat zij zich eerder heeft ontdaan van dieren, is onvoldoende om op grond daarvan de bijzondere voorwaarde op te leggen dat zij gedurende de proeftijd geen of maximaal één dier mag houden.

Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf passend en geboden en zal gelet op het voorgaande geen bijzondere voorwaarde opleggen.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^