Verduistering door bewindvoerder van gelden van onderbewindgestelden

Rechtbank Alkmaar 8 november 2012, LJN BY4623 (gepubliceerd op 29 november) Verdachte heeft aanzienlijke geldbedragen verduisterd, die zij in haar hoedanigheid van door de kantonrechter aangesteld bewindvoerder onder zich had.

In 2005 is verdachte een bewindvoeringspraktijk begonnen. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte met goede bedoelingen aan het uitoefenen van het beroep van bewindvoerder is begonnen. Achteraf moet worden vastgesteld dat zij hiertoe wat betreft opleiding, kennis en kunde absoluut niet was toegerust, waarbij overigens kan worden aangetekend dat destijds geen bijzondere toelatingseisen golden voor diegenen die zich als bewindvoerder wilden vestigen. Al snel na de start van de praktijk is een probleem ontstaan bij het bewind over een welgestelde cliënte doordat verdachte veel meer bewindvoeringskosten bij haar in rekening bracht dan waartoe zij gerechtigd was, waardoor verdachte een groot geldbedrag aan deze cliënte moest terugbetalen. Verdachte heeft een volstrekt verkeerde oplossing voor dit probleem gekozen door zonder toestemming gelden van de beheerrekeningen van andere cliënten naar haar eigen rekening over te boeken. Dit valt verdachte zeer te verwijten.

Daarnaast kan verdachte verweten worden dat zij bewust en stelselmatig bij haar cliënten te hoge bedragen in rekening heeft gebracht als vergoeding voor haar werkzaamheden.

Een en ander is des te kwalijker, omdat de slachtoffers een kwetsbare groep vormden. Zij waren immers onder bewind gesteld omdat zij om uiteenlopende redenen niet in staat waren hun eigen geld te beheren. De kantonrechter heeft de verantwoordelijkheid voor de financiën van deze mensen in de handen van verdachte gelegd. De onderbewindgestelden waren voor het beheer van hun geld volledig van verdachte afhankelijk en mochten erop vertrouwen dat deze hier zorgvuldig mee om zou gaan. Dat vertrouwen heeft verdachte beschaamd. Het moet voor de gedupeerden schrijnend zijn te horen dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij van de teveel ontvangen vergoedingen ‘op te grote voet heeft geleefd’, terwijl zij zelf met een zeer beperkt leefgeld moesten zien rond te komen.

Daarnaast heeft verdachte valsheid in geschrift gepleegd door valse facturen van een niet-bestaand advocatenkantoor op te stellen en in haar administratie te verwerken. Ook dit is een ernstig feit. Door dergelijk handelen wordt het vertrouwen ondermijnd dat in het maatschappelijk verkeer in dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld.

De lange periode die inmiddels is verstreken tussen de start van het onderzoek tegen verdachte en deze uitspraak heeft een matigend effect op de strafmaat.

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het over haar uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 8 juni 2011, van G. Lautenbag, reclasseringswerker in dienst van Reclassering Nederland, adviesunit Alkmaar. Hieruit komt naar voren dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat, aangezien verdachte niet meer werkzaam is als bewindvoerder. Mede hierom ziet de rechtbank geen noodzaak tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist.

De rechtbank heeft niet de door de officier van justitie gevorderde bijkomende straf van ontzetting uit het beroep van bewindvoerder uitgesproken, verdachte is immers geen bewindvoerder meer. Zij heeft te kennen gegeven dat ook niet meer te willen zijn en met het huidige veroordelend vonnis is het bovendien praktisch vrijwel uitgesloten dat zij ooit nog in dit beroep emplooi zal vinden. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden niet welk doel met deze straf gediend wordt.

Wel acht de rechtbank, alles afwegend, oplegging van een forse werkstraf op haar plaats, en wel voor de duur van 180 uren. Dit is meer dan door de officier van justitie gevorderd, maar de rechtbank acht deze werkstraf passend mede gezien het achterwege blijven van een voorwaardelijke straf en de gevorderde bijkomende straf.

De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard wegens het faillissement van verdachte. Wel oplegging van schadevergoedingsmaatregel.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^